Proloog

163 7 3
                                    



Ik sta in een ruimte en alles om mij heen is zwart. Nou, het is eigenlijk niet echt een ruimte, het is zeg maar … gewoon onbeschrijflijk. En al het zwart om mij heen is stroperig en als ik het aanraak schiet een verschrikkelijk soort angst door me heen. En doordat alles maar dan ook alles om me heen uit dat vloeibare zwart bestaat, ben ik de hele tijd bang. De angst is op een gegeven moment zo sterk, dat ik op mijn  knieën val en begin te huilen en het uitschreeuw van angst, die oneindige, onmetelijke, verschrikkelijke angst.

En plots, verschijnt er licht. Een dun straaltje licht baant zich een weg door de dikke, stroperige zwarte vloer, vlak onder mijn voeten. Ik sta nu vol in het licht en ik heb het gevoel dat ik straal. En opeens ben ik niet bang meer. Ik voel me opeens supersterk en onoverwinnelijk. Ik ga staan en de lichtbundel onder me breidt zich uit. Onder mij is de zwarte grond verdwenen, maar ik val niet. Ik zweef op het licht. Ik strek mijn hand uit en het zwart verdwijnt en de lichtcirkel wordt groter. Ik glimlach en strek mijn andere hand uit. Het zwart deinst terug als een roofdier voor vuur. Ik doe mijn handen langzaam omhoog en al het zwart boven me verdwijnt alsof de lichtcirkel een plateau is dat omhoog gaat. Het zwart vlucht, het vlucht voor mij en ik voel me de koning te rijk en onoverwinnelijk. Maar plotseling gaat er iets onder me door, waardoor ik struikel en val, plat op mijn rug.

Ik kerm van de pijn en kijk om me heen. Het licht is verdwenen, weg en ik voel me compleet hulpeloos en verloren. Het lijkt alsof het zwart mij steeds meer insluit, als een prooi. En opeens begin ik te gillen want het lijkt niet alleen alsof het zwart mij insluit, het is ook zo. Ik gil harder want uit het zwart komt een klauw! Het lijkt een hand, maar de monsterlijk lange nagels  aan de vingers laten mij iets anders geloven. De klauw pakt mij vast en aan de andere kant verschijnt nog een klauw. De twee klauwen sluiten zich om mij heen en beginnen me te pletten!

 Ik kan me niet verroeren want als ik beweeg dan voel ik weer die verschrikkelijke angst. Maar als ik niet beweeg wordt ik geplet, dus beweeg ik, met pijn en angst. En opeens, plotseling verschijnen er uit het niets twee gele ogen voor me. Ze zijn reusachtig en vreselijk eng. De ogen zijn net als de klauwen een kruising tussen die van een mens en een dier. De ogen kijken ontzettend gemeen en zitten vol haat. De klauwen knijpen nog harder en ik voel hoe ik moeilijker ga ademen. Ik hoor al een tijdje een vaag gelach, zo'n enge lach die je in griezelfilms hoort maar dan veel enger en echter. Het gelach wordt harder en zwelt aan tot een gebulder, terwijl de klauwen me fijn knijpen en de gele ogen zich tot gemene spleetjes knijpen. Het enge gelach verandert in een nog engere grafstem -een vrouwelijke- die zegt: “Eindelijk heb ik je!!! Eindelijk kan ik je gaan vernietigen!!!” Ik voel mezelf echt letterlijk verlammen van angst en staar naar die ongelooflijk enge ogen. Ondanks dat ze geel zijn geven ze geen licht en de pupil is nog zwarter dan het zwart om me heen. Het is eenvoudigweg Het Niets. Het gelach begint weer en de handen knijpen weer en ik besef dat ik nog maar een ding kan doen. Ik haal diep adem en schreeuw met alle kracht die ik in me heb… mezelf wakker.

  

Het sterrenkindWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu