Schrijfwedstrijd verhaal 3

16 1 1
                                    

Langzaam open ik mijn ogen, maar ik zie nog steeds niks. Het is donker, aardedonker. Mijn hele lichaam doet pijn, en ik ril van de kou. Het enige wat ik kan horen is zacht gedrup, alsof er iedere keer een druppeltje water op de grond valt.

Opeens word ik bang, want ik besef dat ik hier heel kwetsbaar ben. Misschien is hier wel iemand, maar kan ik hem niet zien. Iedereen zou me kunnen aanvallen, vermoorden, en mijn familie zou me nooit vinden. Ik durf niet meer te bewegen, en ik voel een koude bal van angst in mijn maag samenballen. Opeens streelt een ademhaling mijn wangen en hoor ik een zacht gefluister in mijn oor.

'Wees niet bang April, maar zoek een uitweg.'

Om de een of andere reden verbaasd het me niet dat ik stemmen hoor, en ik voel me gerustgesteld. Ik ga met mijn hand over de koude, gladde vloer, die me heel bekend voorkomt.

'Opa, wat is dit?' ik trek aan opa's grote hand, maar hij loopt niet mee. Verbaasd kijk ik omhoog en ik zie dat zijn grijze ogen op oneindig staan. Als ik nog een keer aan zijn hand trek keert hij terug in de realiteit. 'April, je moet me beloven dat je nooit, maar dan ook nooit, verder dan hier gaat, zonder dat er iemand bij is. Ik zal je voor deze keer laten zien wat het is.' Opa's sterke armen pakken me op, en ik lach als hij me op zijn rug zet. Zo lopen we verder, en na een tijdje komen we bij een donker gat in de grond. Opa zet me neer, en samen lopen we naar binnen. Het is donker, en overal zijn rare uitsteeksels. Nieuwsgierig ga ik met mijn handje langs de gladde wand van de grot.

Meteen besef ik dat ik in een grot zit, en dat de situatie dus erger is dan ik dacht. Grotten zijn verraderlijk, ze slokken het liefst mensen op, zodat ze nooit meer terug kunnen komen. Net zoals ooit bij mijn oma was gebeurd, en nu dus hoogstwaarschijnlijk met mij zal gebeuren.

Voorzichtig probeer ik op te staan, maar val al bijna meteen weer op de grond als er een pijnscheut door mijn enkel schiet. Iets voorzichtiger deze keer ga ik op mijn knieën zitten, en ik ga nog een keer met mijn handen langs het gladde oppervlak van de bodem van de grot. Opeens voel ik iets, een klein bobbeltje op de grond. Op zich klinkt dat niet heel bijzonder, maar ik weet dat er jaren water over de bodem van de grot heeft gestroomd, dus het is onmogelijk als er nog een bobbeltje in de grond zit.

Nog een keer ga ik met mijn verkleumde vingers langs het bobbeltje, en nu weet ik het zeker, dit is niet natuurlijk. Om een onverklaarbare reden krijg ik hoop, door een stom bobbeltje. Volgens mij begin ik echt gek te worden.

Ik druk er met mijn vingers op, en ik voel het opeens zachtjes bewegen. Ik druk harder, en opeens schiet het weg. Overal klinkt gekraak, het piepende geluid van steen dat over steen schuift, en als ik het me niet verbeeld hoor ik in de verte iemand kakelend lachen. Dan baadt de grot opeens in het licht, verschrikt knipper ik met mijn ogen. De grot is prachtig, overal staan druipstenen die zachtjes het licht weerkaatsen, en de wanden van de grot bestaan uit allemaal verschillende soorten gesteente, die allemaal de mooiste kleuren hebben. Maar ik kan niet genieten van de mysterieuze schoonheid, al mijn aandacht lijkt naar een kleine, donkere opening in de wand te worden getrokken.

Mijn benen lijken een eigen wil te hebben, en, hoewel alles in me schreeuwt dat ik daar niet naar toe moet gaan, langzaam loop ik naar de tunnel. Als ik er voor sta moet ik slikken, het is zo donker dat ik niet eens één meter naar binnen kan kijken. Net als ik besluit dat ik nog liever verhonger in een eenzame grot dan dat ik hier in ga voel ik weer dezelfde fluisterstem in mijn oor.

'Ga.'

Ik adem diep in en stap de zwarte leegte in.

sterretje1234 dit verhaal hoort denk ik bij het genre 'adventure'. Het eindigt nogal met een cliffhanger en ik was ook eerst van plan het verder te schrijven, maar toen ontdekte ik opeens dat ik vandaag een hele grote po voor geschiedenis moest inleveren, dus tijdgebrek.

WedstrijdboekWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu