schrijfwedstrijd 3.1

11 0 3
                                    

quinnestuary

Onsterfelijk
'Vertrouw je me?' Ik kijk hem aan, terwijl de wind aan mijn haren trekt en probeert me mijn wankele evenwicht te laten verliezen. Zelfverzekerder dan ik me voel pak ik zijn hand vast en zeg: 'Onvoorwaardelijk.' Ik knijp mijn ogen stijf dicht en tegelijk springen we de oneindige diepte in. Samen zijn we toch onsterfelijk.
Andora probeert al haar hele leven te ontsnappen aan de wurgende realiteit van Shakma, het duistere land waaraan je alleen kunt ontsnappen door de dood. Terwijl alle mensen om wie ze geeft haar langzaam verlaten heeft zij niet het geluk om een simpele dood te kunnen sterven, simpelweg omdat ze onsterfelijk lijkt. Totdat er een mysterieuze jongen opduikt die haar belooft te helpen met sterven. Maar wat als ze haar onsterfelijkheid verliest op het moment dat ze begint te genieten van haar leven in Shakma?

Ik word wakker -zoals gewoonlijk- door de bloedverziekende hitte. Weer een ellendige dag die ik zal doorbrengen met het verspillen van mijn tijd aan zelfmoordpogingen die gedoemd zijn te mislukken. Mijn leven is als een afzichtelijke kralenketting, iedere dag de volgende misvormde kraal die ik er aan rijg. Iedere dag het volgende scheurtje in het snoer van mijn leven, door een mislukte doorknippoging.

Ooit geloofde ik dat het leven iets moois was, hoewel de planeet waarop ik woonde daar niet aan bijdroeg. Altijd werden wij, als inwoners van Shakma, geteisterd door verschroeiende hittegolven of ijzingwekkende sneeuwstormen, maar onze medebewoners maakten het dragelijk. Ik had mijn moeder, die had beloofd me nooit in de steek te laten, mijn vader, die me altijd zou beschermen en mijn broer, die mij helemaal begreep. Ons gezinnetje was nagenoeg perfect, tot mijn broer omkwam in een lavaregen en mijn ouders verscheurd door het verlies zelfmoord pleegden.

 En toen was ik nog alleen. Ik had mijn enige bescherming verloren, maar zelfs de troost van de dood was me niet gegund. Ik had ontelbare keren geprobeerd er een einde aan te maken en leefde alleen nog maar met het doel te sterven. Ik weet dat mijn leven triest is, maar het was niet anders dan de gemiddelde bewoner op Shakma had geleefd. In elke familie was wel een ongelukkige zoals ik, die ongevoelig was voor de dood totdat het lot had bepaald dat het zijn of haar tijd was. Het was een soort overlevingsmechanisme, zodat niet iedereen zou sterven voor zijn of haar eerste kind. 

Plotseling wordt ik opgeschrikt uit mijn gedachten door een harde rukwind die de deur die mijn grot afsluit van de rest van de wereld laat rammelen. Ik kreun, want dat betekent dat het vandaag gaat stormen. Eigenlijk moet ik vandaag werken, maar ik besluit dat ik liever niet in een lavaregen terechtkom en dus thuis blijf. Ik kan niet zeggen dat ik het jammer vind dat ik deze dag niet zal besteden aan het werken in de stoffige oogstmijnen. 

Weer wordt ik opgeschrikt uit mijn gedachte, maar deze keer niet door het onvoorspelbare weer, maar door een zacht geklop. Meteen gaan al mijn haartjes recht overeind staan, want ik heb genoeg verhalen gelezen. Verhalen over monsters in de huid van een man die midden in de nacht aankloppen om je vervolgens levend te verscheuren of van de ongelukkige zielen die het ongeluk hadden nooit te kunnen sterven en hun levensdoel ervan maakten om andere mensen evenveel pijn te doen als zij dagelijks hadden. 

Dan wordt het geklop indringender en roepik mezelf tot orde, want ik ben tenslotte toch niet bang voor de dood? Toch enigszins beverig sta ik op van mijn bed en loop langzaam over de ijskoude, steen vloer naar mijn deur. Net als ik langzaam de grendel er vanaf wil schuiven begint de persoon achter de deur te praten:
 'Ik zal het op prijs stellen als je een beetje wil opschieten, want ik kijk er niet echt naar uit om de huid van mijn botten te laten schroeien. En mocht je het je afvragen: ik ben gewoon een doorsnee semi-onsterfelijke dus ik zal je niet opeten.'

Geschrokken door de diepe, rokerige stem spring ik naar achter waarna ik mezelf weer tot de orde moet roepen. Eindelijk open ik de deur met een zwaai, waarna mijn gezicht besproeit wordt met rokerige asdeeltjes, waardoor ik een paar keer moet knipperen voor de wazige omtrek voor me scherper wordt. 

En dan wordt mijn grootste nachtmerrie waarheid, want voor mij staat een beeldschone, enigszins  ruige jongen, die me grijnzend aankijkt. 

'Lang niet gezien, Andora.'

WedstrijdboekWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu