Chapter 1

24 0 0
                                    

- What preceded 

"Je hoort hier niet thuis, Fiacre. Dit is niet meer jouw thuis, dit was jouw thuis. Impler is overgenomen door de Liren en sindsdien een vreselijke stad geworden. Je voelt toch dat het hier niet goed zit. Je moet hier weg... Ik zal bidden voor je, mijn kind. Vader had dit ook gewild van je. Anwyll zal vechten voor ons volk; vechten voor jou en mij, maar ook voor je zussen; vechten in naam van de koning van Vallutus. Wanneer ik iets krijg te horen van je zusters, Meredith en Mavis, zal ik een brief sturen naar je. Ook wanneer je broer, Anwyll, de stad terug veroverd heeft. Hier ben je niet veilig, mijn kind." 

Mijn moeder keek mij bezorgd aan, wetend dat ik tegen haar zal keren. Ze zat naast me op het bed van mijn zusje, Mavis, wie met mijn zuster mee is naar de hoofdstad van Vallutus. Mijn moeder ging met haar hand door mijn haren, zoals een echte moeder dat altijd deed. Met haar bruine haren, zat ze te wachten op mijn antwoord. De kamer was kaal en leegjes. De meeste spullen hadden mijn zusters meegenomen. Ze waren daar veiliger, volgens mijn moeder. Maar dat betwijfelde ik. Door het raam scheen een heel klein straaltje van licht, die de houten vloer al had bereikt. De andere lichtstralen werden tegengehouden door het zwarte gordijn die half ervoor hing.

"En jij bent hier wel veilig?" Ik keek naar haar. Ze zat te staren naar de grond. Ik keek opzij, expres keek ik haar niet aan. 

Ze legde haar hand op mijn been. "Dat weet ik niet, Fiacre. Ik zal een van mijn beste ridders met je meesturen, hij zal je beschermen. Hij zal zelfs zijn leven voor je geven."

Ik keek haar verbolgen aan. "Ik ben zelf opgeleid tot ridderes, ik zal hier een echte ridderes worden, ik zal en moet gewoon mijn werk kunnen doen waarvan ik houd - dan zal het niet hier zijn, in Impler, maar dan ergens anders. Ik kan best mezelf verdedigen, dat weet je! Ik zal er alles aan doen om ons veilig te stellen. Ik ben dan misschien een meisje, wat ongetwijfeld ook in mijn voordeel kan werken, maar een meisje kan ook een ridderes zijn! Mijn hart ligt niet bij het opmakene en het dragen van mooie jurken. Ja, misschien alleen op een bruiloft... Maar daar houdt het bij op."

"Ridder Devin is sterk, krachtig en gespierd. Hij kan zichzelf snel verplaatsen en heeft veel ervaring. Hij weet hoe te handelen in gevaarlijke situaties, jij niet. Het kan heel bot klinken, mijn kind. Maar ik bedoel alles goed. Ik volg mijn moederinstict op. Jij zal dan niet prinses worden van Impler, je zal altijd een belangrijke rol spelen in de samenleving. Mensen in de toekomst zullen zelfs naar je terugkijken en denken, en naar je opkijken." 

Ze stond op, liep een rondje in de kamer en keek dan afwachtend naar mij. "Kind?" Zei ze verlegen. "Ridderes?" Vervolgde ze snel aan haar woorden. 

"Ik vind het best, moeder. Ik zal samen met Ridder Devin de stad verlaten. Echter, waar zal ik heen moeten gaan?" Ik keek naar haar, ze was zenuwachtig en bezorgd tegelijk. Ik wist het wel, dat ze het goed bedoelde. Maar iets in haar, zorgde voor kwelling in mij. Ik kon het niet weerstaan. 

Ze liep naar het raam toe, keek een lange tijd uit het raam en draaide zich daarna om. Ze keek naar mij. Daarna draaide ze zich weer om en wees naar het westen bij het raam. "Naar Ahuva, waar je opa vandaan kwam. Ze verwelkomen je hartelijk en zijn al op de hoogte, mijn kind."

Het was even stil in de kamer, we konden de wind horen suizen langs het huis. Ik knikte en stond op. Samen met mijn moeder liep ik uit het huis; naar de smid toe. Mijn moeder nam het woord voor me, zij als ex-koningin van Impler. 

"Geef me een goed paard, zorg dat Ridder Devin hier binnen tien minuten is. Ik ga niet langer wachten." mompelde ze, wanneer we in de kou stonden te wachten. "Gaat u weg, mevrouw Sloane?" De smid had inmiddels al zijn hulpje op stap gestuurd op Ridder Devin te halen samen met een extra paard voor mij. Mijn moeder schudde haar hoofd van nee, waarop de smid terugzei: "Gaat uw dochter, Fiacre Sloane, weg? Zij ook al? We laten toch niet zien dat we slap zijn!" Mijn moeder ging dichter bij de smid staan. "Niet te hard, of de Liren horen je. Ze gaan je pakken, doodmaken op een langzame manier. Pas op voor je woorden, mijn smid." De smid maakte een gebaar naar mij, een gebaar van kom-maar. Ik liep naar hem toe. Ik moest door de modder lopen. Ik vond het niet erg, en ik liet dat ook merken. 

De smid liet zijn nieuwe zadel zijn. "Het beste zadel ooit, ik heb er lang aangewerkt. Als de Liren dit van mijn afpakken, ben ik de ongelukkigste man ter wereld." Hij snoof zijn neus en liep daarna verder zijn werkplaats in. "Fiacre Sloane, hoe gaat het met Colin Jarvis? Zijn werk heeft hij goed gedaan, dat is te blijken: je bent een goede ridderes geworden. Jammer dat je hier je krachten en werk niet kunt openbaren. Ze zullen je uitlachen als je zegt dat je ridderes bent. Het overgeblevige en enigste kind van de familie Sloane, gaat nu na vijf maanden ook Impler uit. Wat triest, maar noodzakelijk tegelijk. Fiacre, je bent een slimme meid. Je hebt slimme zetten gezet. Je zijnde als ridderes, zal ooit eens van toepassing zijn. Dan ben je blij dat je ridderes bent geworden."

Ik knikte. "Ik zal de inwoners van Impler beschermen, ik zal ze veilig stellen en ik zal ze mijn leven willen geven als dat moet. De stad is een hechte groep en familie. Iedereen kent elkaar, en dat laat ik niet zomaar afpakken door de Liren. Koning van Vallutus zal kwaad zijn, als hij hoort dat de Liren nu ook Impler hebben veroverd. Wie gaat hem dat nieuws vertellen? Maar met Colin Jarvis gaat het goed, ook al heb ik enige tijd niets van hem gehoord. Ik ken hem goed, ik weet dat hij zich niet laat kennen. Hij is een sterke man, hij laat zich niet doden door de Liren."

Mijn moeder pakte mijn hand vast, en keek mij aan. "Het is al verteld aan hem, na het verlies van Heer Sloane kon hij dit ook niet verdragen. Anwyll zal de stad terug veroveren, mijn smid, dat beloof ik. Ik beloof de stad een samenleving zoals het vroeger was. Maar zwijg je mond hierover, mijn smid. Anders zal ik mijn belofte moeten terugnemen..." 

De smid knikte en samen liepen we zijn werkplaats weer uit. In de tussen tijd was Ridder Devin aangekomen met een ander paard. Een zwart paard met lange manen en sokken. Hij was zo prachtig. Ik keek naar Ridder Devin op, wie al op zijn paard zat waardoor ik heel erg omhoog moest kijken. 

"Ridder Devin, beloof mijn dochter een goede reis naar Ahuva. Als je terugkeert, geronomeerd, zal je beloning goed zijn. Dat zal ik aan jou beloven. En jij, mijn smid, wees maar niet ongerust. Met jou komt het ook goed." Mijn moeder liep naar Ridder Devin toe, ze schudden elkaar de hand en liet mij daarna naar het paard toe. Maar eerst gaf ze me snel een ring, die ze had gekregen van haar oma. Hij was van echt goud en zwaar voor een ring. Ik deed hem om mijn ringvinger, en keek met een glimlach naar mijn moeder. Het was goed, het was goed...

Ridder Devin leek sterk en zelfbewust. Hij wist waaraan hij zou beginnen, maar dat wist ik ook. Ik stijgde op het paard, wie nu aan mij verbonden was. "Het paard is jong, mijn vrouwe Sloane. Maar iemand zoals u, met goede en veel rijervaring kan hem aan." Ridder Devin reed samen met zijn paard de poorten uit, waarna ik hem volgde.

"Fiacre Sloane, ik hou van je! Wees ongedeerd, ik zal voor je bidden, mijn kind!" riep mijn moeder vanuit binnen de stadspoorten nog uit. Ik zwaaide terug en riep hetzelfde terug - maar dan afgestemd op mijn moeder. 

LupiWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu