Hoofdstuk 9

227 20 2
                                    

Ik was aan het stappen, steeds aan het stappen. Er leek geen einde aan te komen. De arena was ongelofelijk groot. Af en toe schrok ik als ik geritsel hoorde, maar merkte dan dat het een vogel of een muis was. En ik was steeds te laat hen te doden. Ik had er ook geen geschikte wapens voor. Met mijn drietand kon ik veel beter een vis vangen. Het zou niet meer lang duren voordat ik het water bereikt had. Ik kon hem al ruiken. En dat werd tijd, want de drietand was zwaar en ik werd moe. En toen hoorde ik iemand. Geen roepen of babbelen. Gewoon ademen. Hij of zij moest dichtbij zijn. Ik nam het risico en zocht de persoon. En toen zag ik de blinde jongen. Hij lag op de grond en was waarschijnlijk aan het wachten tot dat iemand hem zou vinden en hem vermoorden. Hoe was hij eigenlijk ontsnapt. Het was ongelofelijk. Ik pakte mijn drietand. Moest ik het doen? Zou ik de blinde jongen vermoorden? Het was zo oneerlijk. De hongerspelen waren al oneerlijk, maar dit zeker. Hij had zoveel minder kansen dan ik. Ik moest mijn drietand in zijn buik gestoken hebben. Onverwacht. Misschien zou hij direct doodgegaan zijn, zonder dat hij het beseft heeft. Misschien zou het niet zo'n wrede dood geweest zijn, maar ik deed het niet. 'Hallo', zei ik, omdat ik niks anders wist te zeggen. Geschrokken probeerde hij de plaats van mijn stem te vinden. Ik pakte zijn arm en trok hem omhoog. 'Ik ben Finnick Odair. Van district 4', zei ik. Hij kon nu horen waar ik stond en keek me aan. 'Ik ben Yorre', zei hij. We wisten niet meer wat te zeggen en ik verbrak de stilte. 'Bondgenoten?' Vroeg ik. Hij keek verbaasd, maar knikte uiteindelijk. 'Kom dan.' Ik stapte verder naar het water en begon het al te zien. Ik hield Yorre vast.  Ik wist dat dit niet de beste techniek was om de spelen te winnen. Een bondgenootschap met een blinde jongen vormen. Nee, niet de beste. Maar toch kon ik hem niet vermoorden. 'Dank je', zei Yorre plots. Ik stopte en keek hem aan. 'Waarom?' 'Om me te helpen toen ik viel een paar dagen geleden', zei hij. Ik was het al bijna vergeten. 'Dat is niks', was het enigste wat ik zei. We waren misschien bondgenoten, vrienden mochten we niet worden. Dat had ik mezelf al vaak gezegd. Hij leek het ook door te hebben, want hij zei niks meer. 'We zijn er', zei ik toen ik met mijn voeten in de zee stond. Ik keek naar hem en kreeg weer medelijden. Hij voelde zich waarschijnlijk nutteloos. Ik gaf hem mijn net. 'Hier', zei ik. 'Hou het in het water en je zult voelen wanneer er een vis inzwemt.' Hij leek verbaasd dat ik hem zo vertrouwde, maar hij zei niks. Hij knikte en stapte in het water. Toen hij bijna uitgleed, keek ik hem nog bedenkend na, maar besloot om beter op te letten of er geen andere tributen aankwamen. Ik keek rond me heen, maar zag niemand. En zo bleef het ook een tijdje. Yorre kon enkele vissen vangen en was dan zo blij dat ik hem moest waarschuwen dat hij stiller moest zijn. Dan zweeg hij direct. Maar toch zei ik het steeds met een glimlach. Hoe meer ik naar hem keek, hoe meer ik besefte dat we goed vrienden zouden kunnen geweest zijn. En hoe meer ik dat besefte, hoe bozer ik werd op het capitool. 'Yorre', zei ik toen hij net zijn 6de vis had gevangen. Ik klopte hem om de schouder. 'Dat is wel genoeg. Dank je wel.' Ik sloeg met mijn stok de laatste vis die nog naspartelde op de bodem dood. 'Nu moeten we een schuilplaats vinden', zei ik toen ik de vissen in mijn zak stopte. 'Hoe ziet het er hier uit?' Vroeg Yorre. Ik was verbaasd voor zijn plotse vraag, maar antwoorde. 'Hier is een uitmonding van de zee en daarnaast een heleboel bomen', antwoorde ik. 'Zou er hier dan geen grot zijn?' Vroeg hij. Ik besefte dat het niet zo'n gek gedacht was. 'We gaan kijken. Kom.' Ik pakte zijn arm en trok hem mee het bos in. We liepen een tijdje toen ik inderdaad een grot zag. We liepen er naartoe. 'Dit is geweldig. Dank je, Yorre', lachte ik. Nu konden we ook nog een vuur stoken en zouden we de vis niet rauw moeten opeten. Ik huiverde al aan die gedachte. Ik legde hout op elkaar in de grot en gaf hem twee stenen. Hij moest lang proberen voordat het vuur aanstak, maar het lukte. Hij lachte. En ik lachte mee. Als er tributen ons zouden horen en naar ons komen zoeken, zou ik ze wel vermoorden. Ik zag Yorre lachen en dat had ik nodig in deze dagen. Dan kon ik de spelen even vergeten. Want op dit moment leek het meer een gezellige kampeeravonden tussen twee vrienden. 

We waren net begonnen met onze vis op te eten toen ik het volkslied hoorde. 'Eet maar verder', zei ik tegen Yorre. Ik keek nog even rond me met mijn drietand in de aanslag toen ik de grot uitkwam. Toen ik niemand opmerkte, liet ik hem zakken en keek naar boven. Ik zag de tribuut van district 2 die ik had vermoord, beide tributen van district 3, de vrouwelijke tribuut van district 5, beide tributen van district 6 en 7. De vrouwelijke tribuut van district 8 en de beide tributen van district 12. Ik ging in stilte weer gaan zitten met in de grot. 'Is... Is Hissa dood?' Vroeg Yorre. Ik wist dat hij doelde op zijn districtpartner. 'Ja', zei ik. Hij probeerde niet te laten merken dat hij het erg vond, maar zijn gezicht vertrok toen ik het zei. 'Sorry, Yorre', zei ik. 'Het is niks. Hissa is nu dood. Ik ga ook dood. Zo hoort het nu in de spelen', zei hij. 'Het is gewoon een spel.' Ik schrok van zijn reactie, maar hij had gelijk. Veel kans om het te halen had hij niet. Maar ik begon er niet meer over. Stiekem was ik blij dat Aria er nog niet tussen stond. Maar dat zou ook niet lang meer duren. Dat wist ik. Het enige waar ik voor moest zorgen was dat ik er niet tussen zou staan. 

Finnick Odair's HongerspelenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu