Hoofdstuk 15

189 20 1
                                    

Ik kon niks meer zeggen. Mijn angst verlamde mij. Hij keek me zo vastberaden en bloeddorstig aan. Hij wou me vermoorden. Hij zou me vermoorden. Ik schudde mijn hoofd, alsof ik om genade wou smeken. Maar ik wist ook wel dat dat niet zou helpen. Niet in de hongerspelen. En zeker niet bij Jis: een beroepstribuut. 'Wat is er, vissenjongen? Tong verloren?' Spotte hij. Ik moest zijn aanval wat uitrekken en dan moest ik praten. 'Zijn we de laatste tributen?' Vroeg ik. Zoals ik het aan hem vroeg leek het alsof ik tegen een vriend vroeg of de we laatste leerlingen waren op school. 'Nou, theoretisch gezien is er nog één iemand naast ons levend, maar laat me zeggen dat hij het niet meer lang zal halen. Ik stelde me de mannelijke tribuut van district 9 stervend voor. Wat Jis ook gedaan heeft, genadevol zal het niet geweest zijn. En dat gaf me kracht. Ook al kende ik hem net, die tribuut had net zoals de vrouwelijke tribuut van district 5 het niet verdiend hier te sterven. Maar hij zou het toch doen en dat kwam door Jis dat hij het niet pijnloos zal doen. Ik zal hem wreken. Ik zal hem wreken voor zijn familie. Ik pakte vliegensvlug een kei en gooide het naar Jis. Het raakte zijn schouder. Het was niet zo'n grote steen, maar omdat ik hard en onverwacht had gegooid viel hij toch. Hij kwam snel weer op, maar het gaf mij genoeg tijd om recht te staan. Ik glimlachte hem toe. 'Misschien had je me toch maar beter laten vermoorden door de hagedissen', zei ik zo gewaagd mogelijk. Hij wist even niet wat te zeggen, maar herpakte zich toe. Hij kon weer een grijns laten. 'Denk maar niet dat je er al bent', zei hij. Hij pakte zijn zwaard en kwam op mij afgerend. Hij wou me onthoofden, maar ik kon me nog net op tijd bukken. Ik pakte zijn zwaard vast en hield het tegen toen hij deze keer probeerde het in mijn buik te steken. Ik moest al mijn spieren opspannen om hem te kunnen tegenhouden. Hij werd ook rood van de inspanning en ik zag zweetdruppels tevoorschijn komen op zijn voorhoofd. En toen hoorde ik een grote bonk, leek de aarde onder mij weg te schudden en vielen we uit elkaar. Ik voelde de grond beven en voor mij vielen de bomen al bijna om. De zee werd woest. Een aardbeving. Ik keek Jis en hij mij ook. Hij was verward en even uit zijn concentratie, wat ik ook was. Maar toen herpakte hij zich, keek me weer aan met zijn bloeddorstige ogen en liep naar mij toe. Ik herpakte me ook. Het was het capitool die dit deed. Ze wouden het extra spannend maken. Of misschien was het voor de tribuut uit district 9 die nog altijd niet dood was. Ik dacht er niet meer aan. Ik probeerde mijn evenwicht te behouden toen Jis op mij afkwam. De slag van daarnet was zo groot dat zijn zwaard in tweeën was gebroken. Hij sprong op mij en ik hielde me klaar. Maar toen kwam er een tweede slag en ik viel op de grond en hij op mij. Hij klemde zijn handen om mijn keel. Ik kon geen adem meer halen. Ik sputterde tegen, maar toen kon ik me bijna niet meer bewegen. Ik werd duizelig en zag allemaal zwarte spikkels voor mijn ogen. Ik wou net opgeven, maar toen zag ik het beeld van mijn zus. Wenend, maar ze probeerde toch te glimlachen. Net zoals mijn ouders. Hun lippen beweegden, maar ik kon niet verstaan wat ze zeiden. Plots besefte ik wat ze me wouden duidelijk maken. Je moet het halen. Ik sloot even mijn ogen om me klaar te houden. Het leek ook te werken doordat Jis nu begon te denken dat ik zwakker was en zijn druk wat minder deed. Maar toen schopte ik mijn been in zijn buik. Hij zakte in elkaar en rolde van mij weg. Ik zag hem liggen en ik kon niet meer nadenken. Ik liep naar het ene gebroken deel van het zwaard en stak het in zijn buik. Ik wou eerste mijn oren dichtdoen om zijn schreeuw niet te horen. Zijn ogen keken me ongelovig aan. Hij wou het niet geloven, hij wou nog rechtkomen, mij vermoorden. Maar toen bleef hij liggen. Zijn ogen staarden niet meer ongelovig, maar in het niks. Hij was dood.


Achter het kanon die duidelijk had gemaakt dat Jis dood was, was het Capitool me nog niet komen halen. Omdat de jongen van district 9 nog altijd leeft. Misschien had Jis gebluft en was hij nog niet dood. Maar ik hoopte van wel. Ik wou hem niet vermoorden. Dat zou ik niet kunnen. Jis wel, maar hij niet. En toen hoorde ik gekreun. Ik rende vlug naar het geluid toe en ergens in de open vlakte lag hij. Hij had een olijfkleurige huid en groene ogen. Ergens in zijn mild was hij geraakt geweest. Het bloed was al aan het opdrogen. Het was een wonder dat hij nog leefde, zeker na die aardbeving. Ik ging naast hem zitten, net zoals ik bij Aria gedaan had. Hij keek me ook even ongelovig aan. 'Is...Is Jis dood?' Vroeg hij. Ik knikte en probeerde te glimlachen. Ik wou mezelf wel slaan omdat ik daarnet gehoopt had dat Jis het meende dat hij bijna dood was. Ik kon wel tranen in mijn ogen krijgen toen ik hem zo zag liggen. Hij pakte mijn hand. 'Ik ben blij voor je. Ik ken je niet, maar ik ben blij voor je. Proficiat', zei hij. Ik keek naar het gebroken zwaard dat ik bij me had. Ik keek hem vragend aan en hij knikte. Ik sneed zijn keel over om zijn pijn te doen ophouden. En toen ging het kanonschot en het Capitool kwam om hem te komen halen. Het duurde even, maar toen kwam een stem die me plots duidelijk maakte dat het me gelukt was. 'Dames en heren, de winnaar van de 65ste hongerspelen: Finnick Odair!'

Finnick Odair's HongerspelenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu