Ik kan de gezichten en geluiden niet vergeten; ik krijg de koorts niet tot dalen aangezet... ik denk dat fantasie het cirkeltje compleet maakt, althans, wanneer er bliksem inslaat en donder door mijn lijf echoot.
Ik lig op de vloer van mijn kamer, te beven en te rillen van de angst wanneer een oude bekende op de deur klopt.
'Mag ik binnenkomen', vraagt hij. Zijn stem is laag en heeft iets drijgends in zijn ondertonen. Maar ook iets warms schuilt er, in de manier waarop hij de vraag stelt.
Ik draai mijn hoofd naar hem toe, en met glazige, tranende ogen kijk ik hem aan. Zijn hoofd hangt naar één zijde. Bijna nieuwsgierig lijkt hij.
'Nee...', zeg ik twijfelachtig. Toch zet hij een zelfzekere stap in mijn richting. Hij hurkt en legt zijn koude hand op mijn schouder. De uitstekende punt van mijn scapula past bijna perfect in de holte die zijn handpalm vormt.
Wij hebben niks gemeen dan stormen, dan wind, dan één enkel beregend moment dat aan ons vastkleeft...
'Ik was erbij', begint hij, 'ik heb het ook allemaal gezien.'
De beelden flitsen voor mijn ogen, en ik knipper om ze weg te jagen. Een machteloosheid valt over mij.
Ze zat twee rijen rechts en een stuk of drie stoelen voor mij toen haar rechterhand bewoog over haar ontblootte linkerpols met een glasscherf. Vanuit haar profiel kon ik nog net een grimace opmaken.
Ik kan het beven van jouw hand over de mijne niet vergeten. Ze gloeiden allebei door de koorts, die ging tot in onze beenderen. Ik kan niet vergeten hoe wij nooit zullen weten wat er gebeurd zou zijn als we niet hadden losgelaten.
Hij zit nog steeds naast mij, met zijn hand over mijn schouderblad. Het lijkt bijna of hij me wilt beschermen van pijlen, afgeschoten door een herinnering, gemengd met fantasie en 'what if's'.
Het beeld van naderende treinlampen met een klein lichaam dat op de sporen zit, gevolgd door betraande omhelzingen, frêle wezens in gesprek met woorden die de stem doen breken. Blauwe zwaailampen die voorbijracen en ik, die op hakken bergop en -af rent om op tijd op het station te komen om haar op te vangen, haar een schoder te lenen omdat ik weet dat ze het zwaar heeft en nooit zelf zou toegeven dat ze toe is aan een stevige knuffel.
Ze hebben haar onderschept vlak voor de trap die naar perron 2 leidt, boven onze hoofden. De agenten zeggen dat ik er goed aan heb gedaan om te bellen, maar de begeleiding van mijn afdeling zei dat, als ze wel onder de naderende trein was gesprongen, ik degene was die haar spreekwoordelijk geduwd zou hebben. Omdat ik wél achter haar ben aangegaan en heb ingegrepen, terwijl zij de ernst niet inzagen van de situatie.
Iedere dag ben ik het die alleen de afstand moet wandelen, en iedere dag weer ben ik degene die het alleen tegen de koorts moet opnemen.
'Danaë, het spijt me. Je was (en bent) de enige die naar mij luisterde en me serieus nam. Ik zal je altijd dankbaar zijn. Sorry.', leest hij voor van de brief die ik zo duidelijk in mijn geheugen heb staan. Hij bevatte 3 alinea's: een veronschuldiging aan haal pleegmama, eentje met een veronschuldiging en daakbaarheid aan mij en één met wat haar had gebroken, door alle jaren van haar korte leven heen.
Ik breek, en hij laat me alleen met de geprojecteerde herinneringen die hij bovenhaalde, en het is aan mij om mij af te vragen wanneer hij terugkomt om eindelijk de veiligheid te bieden diz hij beloofd had.
YOU ARE READING
A Neurological Hurricane
RandomHiya! I'm starting a little collection of things I wrote, regarding mental health, autism, high sensitivity and other things. Hope y'all enjoy it! <3