19

103 6 1
                                    

Met enige twijfel wandelde ik de woonkamer binnen. Brigitte had zich in de zetel neergelegd met een dekentje over haar bleke lichaam. De opgepropte zakdoeken die verspreid op tafel lagen en het zachte gesnik dat ik hoorde, verklaarde dat ze al heel veel had gehuild. Het brak mijn hart, bijna letterlijk. Ik haatte het om haar zo te zien, ook al was het iets dat ze zelf had gecreëerd. Ik hield van haar en ik wou haar nooit verdrietig zien. 

Na er al enkele minuten gestaan te hebben, zonder dat ze een glimp van mij had opgevangen, zette ik een paar stappen in haar richting. Mijn voeten die hard op de vloer terechtkwamen zorgde ervoor dat ze haar hoofd een beetje ophief om te kijken wie er stond. Ze schrok toen ze mij zag staan en zette zich recht in de zetel. Ik zag aan haar houding dat ze niet wist hoe ze zich moest gedragen. Ze zag er ook zo moe uit. Haar ogen waren knalrood en klein geworden en haar haren die al een hele dag in een paardenstaart zat, was gedeeltelijk en warrig losgekomen. De hoeken van haar mond bewogen regelmatig op en neer, niet wetende of ze nu moest glimlachen of niet. Ik zag wel aan haar ogen dat ze opgelucht was dat ik hier stond, al zag ze ook in welke toestand dat was.

En hoe hard ik het ook haatte als iemand mij aansprak over mijn houding na het drinken, ik was blij dat het een onderwerp kon zijn om het gesprek te starten. Ik had niet geweten hoe ik dit gesprek moest starten, dus dit was beter dan niets. "Heb je nog gereden?" Ik knikte zacht en keek haar schuldig aan. Ze had het nooit kunnen verdragen dat er mensen achter het stuur gingen zitten als ze hadden gedronken. Dat was ook één van de redenen waarom ze bij de politie was gegaan. Ze wees naar de zetel die in de andere richting stond dan degene waar zij in zat en zei me dat ik moest gaan zitten. "Ja, sorry." Zei ik als antwoord op haar vraag. Ze reageerde niet echt. Zelfs niet met haar gelaat. Het enige dat veranderde waren haar mondhoeken die een beetje naar boven krulden en haar lippen die samenperste. 

De stilte viel weer. Hoe kon het toch dat twee personen die al zoveel hadden meegemaakt, zoveel hadden gedeeld en zoveel liefde voor elkaar hadden, niet wisten wat ze tegen elkaar moesten zeggen. Ik was nooit sprakeloos geweest. Ik kon altijd iets zeggen, ging het niet over het onderwerp waarover we bezig waren, dan vertelde ik haar hoe graag ik haar zag. Die woorden kon ik niet meer uitspreken. Niet zolang ik niet wist wat er gaande was. Niet zolang ik geen zekerheid had van haar kant van de liefde. Ik kon geen woorden uitspreken als ik er niet zeker van kon zijn als ik ze niet zou terugkrijgen en ik dacht er zeker van te zijn dat niemand zulke woorden zou uitspreken als ze het niet meenden. Ik kon me nochtans heel goed herinneren dat Brigitte, tot twee keer toe, de eerste was om het effectief uit te spreken. Ik kende haar. Zij was gevoelig. Toen ze mij voor de eerste keer vertelde dat ze mij graag zag, zat ze in één van haar dieptepunten. Ze had een slechte dag gehad en ik wist hoe moeilijk het voor haar kon zijn om zulke grote dingen uit te spreken. Zeker na alles wat ze met Willem had meegemaakt. De liefde die ze aan hem betuigde werd misbruikt, wat voor haar een angst was geworden om die ooit nog te gebruiken. 

Ik wreef in mijn handen, liet een grote dosis lucht mijn mond ontsnappen en schraapte mijn keel. Ik wou zo graag een gesprek starten, maar ik wist echt niet wat ik moest zeggen. De woorden waren ver zoek. Alsof het gedeelte in mijn hersenen, dat mijn woordenschat beheerste, plots was verdwenen. Ik zette mijn ellebogen op mijn knieën, stak mijn handen in mijn haar en staarde naar de grond. Benny had mij geholpen om rustig te blijven, om te luisteren naar haar verklaring, maar ik wist in godsnaam niet wat ik juist wou weten. Laat staan wat ik moest weten. Het leek wel dat alles zo overbodig was geworden, terwijl alles juist heel nodig was. Het was het ene tegen het andere, het goede tegen het slechte, het onmogelijke tegen het mogelijke. Ik wou beiden kanten, maar tegelijk ook niets. Wat wou ik echt?

Ik geraakte zo gefrustreerd van alles, vooral mijn gedachtes die geen oplossingen vonden, waardoor ik mijn haren stevig vastgreep. Ik wreef hard over mijn hoofd waardoor mijn haren warrig voor mijn voorhoofd viel. Ik keek haar aan, wou iets zeggen, net zoals zij en zweeg weer. Ik zuchtte. Probeerde nogmaals iets te zeggen, maar zweeg; weer. Onze ogen leken een connectie te hebben met elkaar. Ze leken meer te vertellen dan onze woorden konden verklaren, maar toch was het te weinig. Ik ademde diep in en uit; zij gooide het deken over haar schouders en drukte haar knieën tot tegen haar borst. Ik schudde mijn hoofd, net zoals zij. "Zo gaan we er niet uitkomen." Zei ik haar radeloos. "Wil je dat dan?" Ik wist niet welke emotie ze hierbij toonde. Hoe kon het dat ik haar zo goed kende, dat ik altijd wist hoe ze zich voelde, maar nu niet meer wist welke emotie ze had getoond. Of had ze zich zo neutraal opgesteld zodat ik niet kon zien dat ze pijn had? Kende ik haar zo goed dat ik dit kon voorspellen? Want misschien kende ik haar totaal niet en deed ze zo koel omdat ze zo koel was. "Jij niet dan?" Ze wendde haar ogen van mij af, keek voor zich en leek regelmatig te slikken. "Verdien ik dat?" Ik keek haar beduusd aan. Ik wist het antwoord daarop zelf niet.

Achter gesloten deuren 3~ Terugkerend verledenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu