Joseph
Het felle zand reflecteerde hard in mijn ogen. Heel de wereld leek wit. De zon die hoog in de lucht hing zond zijn harde, wrede stralen uit. En het ergste was nog dat er niets te bekennen viel op de witte, doodse vlakte. In elke windrichting was alleen het zand, de hitte en het verblindende licht te zien. Ik veegde de zweetdruppels die op mijn voorhoofd waren verschenen, weg. Mijn hoofdpijn verergerde. Hoe kwam ik hier? Zo luidde de vraag die ik mijzelf al urenlang aan het stellen was. Ik groef voor de duizendste keer in mijn geheugen. Niets. Ik wist mijn naam, Joseph, maar niet die van mijn broer. Ik wist hoe ik moest rekenen, maar niet de rekenlessen die ik ooit moest hebben gehad. Ik herinnerde me mijn leeftijd, dat was toen 17jaar oud, maar ik kon mijn verjaardagsfeestjes me niet voor de ogen halen. Ik was een vreemde. Niet alleen voor deze onbekende wereld maar ook voor mezelf.
Voet voor voet. Stap voor stap. Ik wandelde doelloos voort in dezelfde richting. Seconden? Uren? Dagenlang? Wie zou het zeggen. De zon bleef op dezelfde plek staan. De vlakte bleef leeg.
Op het moment dat ik had besloten op te geven en neer te vallen hoorde ik een kuch achter mij. "Ahem", Ik stopte. Slikte en draaide me moeizaam om. Het volgende beeld dat zich nestelde op mijn netvlies was moeilijk te bevatten. Mijn hersenen wisten simpelweg niet hoe ik hierop moest reageren. Er stond een portier. Hij had een rood vest, met gouden manchetknopen, aan. Op zijn hoofd stond een rode hoed. Zijn broek had eveneens dezelfde kleur als zijn vest en tot slot zaten zijn voeten in een paar zwarte blinkende schoenen. Zijn gezicht zag er jeugdig en tamelijk rond uit. Zijn haar was koperkleurig en zijn ogen frisblauw. De man stond met zijn handen achter zijn rug in een beleefde afstandelijk houding naast een roodgeverfde deur. Deze was niet verbonden aan iets maar leek gewoon enkele millimeters boven de grond te zweven. "Joseph?", vroeg de portier met een ietwat hoge stem. Ik kon voor een bepaalde tijd niets doen. Maar uiteindelijk knikte ik met twee kleine schokjes. De portier haalde een lijst van achter zijn rug vandaan en begon de informatie, die daarop te lezen was, in zich op te nemen. "Hoe weet je mijn naam?", kraste mijn gebroken stem. "Ik weet ieders naam die deze plek betreed." Antwoordde hij zonder zijn blik af te wenden van de lijst. We bleven zo een paar minuten staan. Hij met zijn blik op de lijst, ik vechtend tegen de vermoeidheid en uitdroging. De portier fronste zijn koperen wenkbrauwen. "Vreemd", mompelde hij. "Wat is er?", Ik begon me zorgen te maken. De man negeerde mijn vraag en zei: "Ik ga even iets checken, blijf hier."
Voor ik iets kon zeggen opende hij de deur, stapte erdoor en sloot die achter zich. Ik bleef even staan. Maar rende snel naar de deur, greep de oude klink vast en gooide de deur open. Niets. Nog steeds het zand, de zon en mijn gedachten.
JE LEEST
Botten en stof
FantasyEen jongen zwalkte door de verblindende, witte woestenij van zand en stof. Beroofd van zijn herinneringen kon hij zich niet herinneren hoe hij op die plek gekomen was. Voet voor voet stap voor stap. Tot hij in de verte een rode stip zag verschijnen.