De eerste wacht

10 0 0
                                        


Joseph

Ik werd wakker door de warmte, ik voelde een stekende pijn in mijn hoofd. Het zweet droop in mijn ogen, ik probeerde recht te zitten. Auw. Mijn hoofd deed zoveel pijn dat het op elk moment leek te breken. "Wacht, niet te snel", zei een lage rasperige stem. Het klonk raar gearticuleerd alsof de persoon waar de stem vandaan kwam een lange tijd niet had gesproken. Ik draaide mijn hoofd naar links, wat me weer een steek in mijn hoofd bezorgde. Ik keek recht in twee donkerbruine ogen van een man. Hij was het gemakkelijkst uit te beelden als gehavend. Zijn gezicht zag er hoekig uit en zijn bruine baard was slonzig. De man leek in de dertig, maar zijn wijze ogen maakten hem vele jaren ouder. Ze leken een begrijpende wijsheid te bevatten, de helft van zijn rechteroor was weg en zijn armen werden bedekt met littekens. Hij had een simpel hemd en een gescheurde losse broek aan. De hoed die hij eerder op had gehad had hij nu afgedaan en zijn holster lag op de tafel achter hem. "Hoe voel je je?", vroeg hij met zijn zachte rasperige stem. "Ik leef." Antwoordde ik met gebroken stem. Hij moest lachen, wat me raar in mijn oren klonk. "Dat is al iets." Hij had nu een vrolijke twinkeling in zijn donkere ogen. "Het is een eeuwigheid geleden dat ik een gast heb gehad", hij wendde achter zich om een beker te pakken, erin zat een klare en doorzichtbare vloeistof. "Hier wat water", ik nam de oude afgesleten beker aan en mijn mond maakte enorm veel speeksel aan. Ik slokte de hele beker achterover. Mijn lichaam voelde dankbaar voor het vocht dat ik nu in had genomen. "Dank je." Ik gaf de beker terug aan de man. Nee, Sammael ik was even vergeten wat er gisteren was gebeurt. Mijn mistige herinneringen toonden me hoe ik hier was beland. De dorst en het stof in mijn keel. Mijn gejaagde wanhopige ademhaling terwijl ik door het zand slofte. Uiteindelijk was ik gevallen en daarna zag ik een zwarte vlek, met een duidelijk silhouet van een hoed. "Leef je nog?" Had er geklonken. Ik probeerde me op te richten van mijn slaapplek. Nu na het innemen van het water ging me het gemakkelijker af. "Je liet me behoorlijk schrikken vannacht, had je een nachtmerrie?", vroeg hij. Ik keek hem even aan en schudde daarna zachtjes mijn hoofd, "Ik kan me het niet meer herinneren." Na ik de koude soep had opgeslokt was ik bijna direct in een staat van bewusteloosheid gevallen.

Sammael had me recht geholpen en me even laten rondlopen om te zien of ik nog een bepaald gevoel voor evenwicht had. Ik kon zonder al te veel problemen rondwandelen. De man zei tegen me dat hij verder ging met zijn moestuintje te onderhouden en vroeg of dat ik de wacht kon houden op het dak van het lemen hutje. Het gebouwtje was zo'n twee meter hoog, en daarboven nam je net wat meer wind wat je een gevoel van verfrissing gaf, het was aangenaam om er te zitten. De voormiddag gleed voorbij en terwijl ik keek naar hoe Sammael gebogen hurkte en steeds opnieuw inhakte in de vaste grond, sleep ik het lemmet van mijn wapen. Ik had eerst even naar de revolver, die op de tafel lag, gekeken toen hij zei dat ik de wacht ging houden. Maar Sammael keek me toen aan met een vreemde blik, zijn hand pakte de holster, met het wapen erin, met een bezitterige air. Het was toen even stil terwijl Sammael de holster om zijn heup bond. Toen hij opkeek was de blik uit zijn ogen verdwenen, de man stond recht en reikte naar een rek vol gereedschappen. Daaruit haalde hij een lang mes gesneden uit bot. "Je zult hem wel even moeten scherpen zei hij. Terwijl hij wees naar een slijpsteen. 

Dus hier zat ik dan dacht ik, op een dak in een woestenij waar er alleen zand en botten te bekennen viel. Een mes slijpend op de wacht staand voor een onbekend gevaar.

"Wat een puinhoop", prevelde ik.

Botten en stofWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu