Proloog

261 16 10
                                    

Elk klein meisje heeft een droom. De meesten willen prinses worden of een mama zijn, maar heel soms kon je iemand tegen die niet in dat plaatje past. Zo iemand is Caro.

Caro is zeker anders in dat opzichte. Ze had er nooit van gedroomd om de hele dag in een glitterige prinsessenjurk rond te lopen, of met een baby in een buggy de straten rond te lopen. Nee, Caro's interesses lagen zeker ergens anders.

Caro wilde detective worden.

Vanaf het moment dat ze voor het eerst kon praten begon ze al kleine rechtzaakjes met haar knuffels en verstopte regelmatig spullen op zo'n manier dat je het bijna nooit terug kon vinden. Haar ouders werden er gek van, maar moedigden haar ook aan om dit talent verder te ontwikkelen. Tegen de tijd dat ze tien was had ze al een paar volle detectiveseries op Netflix uitgekeken en had ze er gefascineerd een paar slordige aantekeningen van gemaakt.

Haar plannen zijn nooit verandert, want zelfs nu - in de 5e klas - wil ze nog altijd doen waar ze van gedroomt heeft.

De andere meiden vinden haar raar. Veel vriendinnen heeft ze daarom niet. Caro is niet zo iemand die in het perfecte plaatje van een 16 jarige tiener thuis hoort. Al is dat niet te merken aan haar uiterlijk.

• • •

Mei 2010, 10 jaar geleden

'Caro, ga je mee buiten met de poppen spelen?' Vroeg de kleine Kamryn aan haar.

Caro, die onderuitgezakt in de luxe leren stoel van de jufvrouw zat, keek verstoord op van haar aantekeningen. Ze had helemaal geen zin om met een stel stomme poppen te spelen. Ook nooit gehad. Om de één of andere reden sprak het haar nooit aan om met de andere meisjes en de poppen te gaan spelen.

'Nee dankje Kamryn.' Zuchtte ze en ze wendde haar blik van haar klasgenootje af, terug naar haar aantekeningen.

'Jij bent saai.' Mopperde Kamryn geïrriteerd. Ze rukte nog een pop van de kast en deed toen de deur open om naar buiten te lopen. 'En stom. Ik ga wel met de oudere meisjes spelen.'

'Ga je gang.' Zuchtte Caro zonder haar blik van het papier af te halen. De deur werd hard dicht gesmeten.

Caro voelde er niks voor. Dit soort opmerkingen werden elke dag naar haar hoofd geslingerd. Zelfs door haar eigen zusje Pip, die nauwelijks kon praten. Ze was eraan gewend geraakt en trok zich er niks meer van aan. Ze mocht zelf bepalen wat ze wilde doen en wat niet.

'Hallo Caro!' De jufvrouw was binnen gekomen met een aantal schriftjes. 'Ga jij niet met hen mee naar buiten?'

'Nee danku.' Zuchtte Caro en ze krabbelde wat op het papier. 'Ik ben nog steeds aan het uitzoeken waar mijn vaders portemonee is gebleven.'

'Dit zijn geen zaken waar een kind van deze leeftijd zich mee bezig zou moeten houden.' Mompelde ze tegen zichzelf. Ze legde de schriften op een willekeurige tafel en leunde tegen de kast. 'En heb je al een idee waar hij kan liggen?'

Een tijdje lang zei Caro niks. Ze kneep haar ogen tot spleetjes en dacht na. Uiteindelijk schreef ze nog iets op en opende ze haar mond.

'Ja, hij ligt in de bak met handschoenen en sjalen.' Zei ze uiteindelijk.

De jufvrouw lachtte. Het kon toch zeker niet dat een zesjarig meisje zou kunnen uitzoeken waar een verloren object zich bevond? Nee, dat zou te gek voor woorden zijn.

'Wil je je vader anders nu even bellen om te zeggen dat je zijn portemonnee hebt gevonden?' Vroeg de jufvrouw met een sarcastische ondertoon.

Caro keek er niet raar van op. Natuurlijk wist zij dat de volwassenen van tegenwoordig een zesjarig kind hierin meer grappig dan serieus vonden. Ze antwoordde daarom ook vrij kalmpjes.

'Graag jufvrouw.'

De jufvrouw reikte haar de telefoon aan en pakte het telefoonboek erbij voor haar huisnummer. Echter voordat ze ook maar de kans had om het nummer aan haar voor te lezen, had Caro het goede nummer zelf al ingetikt en ging de telefoon over. De jufvrouw sperde haar ogen verbaasd open.

'Hoi papa. Ik weet waar je portemonnee is.' Zei Caro op een neutrale toon. De jufvrouw deed de luidspreker aan op het telefoonkastje en luisterde aandachtig mee.

'O dat zou heel fijn zijn! Ik zoek dat ding nu al de hele dag.' Haperde haar vaders stem verrast aan de andere kant van de lijn.

'Hij ligt in de lade met handschoenen en andere winterspullen.' Zei Caro. Haar mondhoeken trokken zich langzaam in een grijns toen ze haar vaders gedempte voetstappen hoorde.

'Ja, hij ligt hier inderdaad. Dankjewel Caro!' Hoorde ze haar vaders stem weer.

'Graag gedaan papa.' Grijnsde Caro. 'Dag.'

'Dag.'

En ze legde de hoorn weer terug.

De jufvrouw was stomverbaasd. Haar mond stond half open, haar ogen wijd opengesperd en haar wenkbrouwen leken bijna het plafond te raken. Caro keek haar kalm en neutraal aan.

'Ziet u wel?' Zei Caro.

'J-ja zeker.' Mompelde de jufvrouw ongelovig. 'Zeg, ik ben de hele ochtend al mijn leesbril kwijt. Zou je me kunnen zeggen waar hij ligt?'

'Vertel me eens over uw bril.' Antwoordde Caro. De jufvrouw ging zitten op een klein houten stoeltje waar normaal een kind genaamd Benjamin hoorde te zitten.

'Ik pakte vanochtend mijn tas uit en had het doosje hier op mijn bureau neergelegd.' Ze wees naar het blauwe doosje op haar bureau. 'Ik heb mijn bril ergens opgezet en sindsdien weet ik niet meer waar hij is gebleven. Ik heb hem niet bewust afgedaan.'

'Hij ligt in het kantoortje van directrice Harvord op de blauw geschilderde kast.' Zuchtte Cato.

De jufvrouw stond langzaam op, trok een wenkbrauw op en liep toen het lokaal uit. Even later kwam ze verbaasd terug met haar leesbril.

'M-maar hoe?' Stamelde ze.

'Heel simpel. U sorteert altijd de schriftjes op naam. U liep naar het kantoor van directrice Harvord om onze schriftjes te pakken en te controleren. U zette uw leesbril op om onze namen op alfabetische volgorde te leggen en te kunnen lezen wat we hebben opgeschreven. Daarna heeft u uw leesbril op de kast gelegd, omdat u naar het toilet moest en de kast op ellebooghoogte staat. Dat heeft u onbewust gedaan. Daarna kon u uw bril niet meer vinden, omdat de kast geen logische plek was.' Legde Caro uit.

'Hoe wist jij dat ik naar het toilet ben gegaan?' Vroeg de bijna versteende jufvrouw. Caro wees naar de jufvrouws handen.

'Uw handen waren vrij vochtig toen u hier binnenkwam. Dat zie je ook aan het onderste schriftje. De blaadjes zijn licht gekreukeld.' legde ze simpel uit. 'Heel moeilijk is het dus niet om te raden waar die bril was gebleven.'

Caro sloeg haar aantekeningenboekje dicht en stond op van de jufvrouws stoel. Ze glimlachte breed.

'Graag gedaan dan maar. Ik ga naar buiten, even een frisse neus halen. Tot zo!'

Ze liet de jufvrouw verbijsterd achter in het lokaal. Ze kon nog steeds niet begrijpen hoe een zesjarig kind op zoveel details kon letten en zo makkelijk kon zeggen waar verdwenen spullen waren.

Ze ging op de leren stoel zitten waar een paar seconden geleden nog een wonderkind op zat, haalde de map met rapporten uit haar bureaula en pakte een pen uit het pennenbakje.

"Caroline Andersson-Smith"

Het Voodoo MysterieWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu