Hoofdstuk 22 - Verloving

1K 58 13
                                    

Emma werd wakker in een haar totaal onbekende ruimte. Ze lag in een eenvoudig bed, in niets anders dan een zwarte pij. Haar kamer was een kamer van twee bij twee meter met weinig meer dan een bed, een toilet en een wasbak. De deur was van stevig en dik ogend metaal en een raam was er niet. De enige vorm van verlichting in de ruimte was een vierkante lichtbak in het plafond. De stenen waren koud en vochtig. Het leek op een cel, dus Emma ging er gemakshalve ook maar van uit dat het een cel was.

Emma bedacht zich ineens dat ze wellicht alles had gedroomd. Dat Jayden niet had bestaan. Misschien had ze hem slechts verzonnen om deze harde realiteit te ontvluchten? Was ze hier in deze cel, in deze zwarte pij, wakker geworden en had haar hoofd toen ineens bedacht dat ze op Auracor was? Had het haar wijsgemaakt dat hij haar redde uit haar benarde positie en haar veilig hield van alles wat haar kwaad wilde doen? Had op een gegeven moment datzelfde brein weer ingegrepen en haar weer naar de werkelijkheid getrokken door haar bij hem weg te laten halen door die mannen in zwarte pijen?

Emma voelde aan haar wang. Eén van de leden van het Broederschap had haar hier een flinke dreun gegeven. Ze voelde helemaal niets; het was niet eens beetje beurs. ‘Stik,’ fluisterde ze. 

De kou trok via haar voeten omhoog en ze kreeg onmiddellijk de aandrang om haar blaas te legen. Ze keek nogmaals naar de pot en bedacht zich toen snel. Ze zou het wel ophouden. Of boven de wasbak plassen. Alles behalve dat toilet. Alleen er al naar kijken was al voldoende om een flinke infectie op te lopen.

‘Hallo?’ riep ze.

Ze was bang voor wie haar hier nu gevangen hield, maar stilletjes in een hoekje blijven zitten totdat haar probleem zich vanzelf op zou lossen leek haar ook geen goede strategie. Ze moest hier op de een of andere manier zien weg te komen en buiten deze cel had ze daar meer kans toe dan hierbinnen. Wat men ook van haar wilde, ze zouden het haar vast vanzelf wel vertellen.

Minuten lang bleef het ijzig stil. Toen hoorde ze een doffe dreun door haar cel galmen. Een kort moment later hoorde ze een luide metalen klik binnenin de deur. Met een slissend geluid schoof hij vervolgens open.

Een man met een extravagant gewaad liep haar cel binnen. Hij had een lange, sierlijke snor en geitensik van lang, dun zwart haar. Om zijn ogen droeg hij zwarte make-up en hij keek ronduit arrogant uit zijn ogen.

‘Het is wakker,’ zei hij, maar had het duidelijk niet tegen Emma.

Achter hem kwamen twee leden van het Broederschap binnen, gevolgd door een Eluviaan.

Het was echt een hele aparte droom, bedacht Emma. Schijnbaar heb ik deze lui allemaal al gezien en heb die onbewust tijdens mijn slaap gebruikt.

‘En? Kun je er nog iets mee? In deze staat heb ik niets aan dat ding,’ zei de extravagant geklede man tegen de Eluviaan.

De Eluviaan keek even naar beide wachten en hield zijn mond.

‘Laat ons even alleen. En sluit de deur achter je,’ beval de man.

De wachten keken elkaar even kortstondig aan. Toen zei een van hen: ‘Heer, weet u het zeker?’

‘Ik ben de hogepriester van het Broederschap van Ragnarok! Ik ben de onbetwiste leider van hen die tot goden verheven zullen worden. Ik kan dit ding wel aan als het moeilijk gaat doen,’ bulderde hij terwijl hij terloops naar Emma wees.

‘Hé! Ik ben geen ding!’ riep Emma verontwaardigd. Haar herhaaldelijk behandelen als een object had haar gruwelijk geïrriteerd en dat was ze nu wel behoorlijk zat aan het worden.

‘Zwijg!’ gebood de hogepriester haar terwijl de cel vanuit de gang door de twee wachten werd afgesloten. Toen richtte hij zich weer tot de Eluviaan. ‘En?’

De Ogen van de Ziener (betaversie)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu