Hoofdstuk 1

35 3 0
                                    

Flashback

De straat was druk. Het was een drukke winkelstraat. Fluitend liep Bodí over straat. 'Quel beau jour!', zei hij hard op, 'Wat een mooie stad is Parijs toch!', proberend zijn leed te verbergen, hopend dat niemand zijn verdriet zou merken. Hij was een vrolijke man, tenminste, dat moest iedereen denken. Bodí liep een winkel in, niet wetend dat het een Chanel °5 winkel was. Iedereen keek hem raar aan. Helemaal in gedachten verzonken liep hij naar de zoetste parfum en probeerde hem uit. 'Ruikt lekker, perfect voor...', hij schrok op uit zijn gedachten door een medewerkster die hem aansprak: 'Meneer, wilt u deze parfum kopen?' Vragend keek hij haar aan. Vragend keek hij naar de parfum. Heen en weer van de parfum naar de medewerkster, van de medewerkster naar de parfum. Ten slotte zei hij: 'Of ik deze,' daarbij wijzend naar het met geurwater gevulde flesje, 'Wil kopen?' 'Ja', antwoorde de ondertussen ietwat ongeduldig geworden caissière. 'Nee', was het antwoord van Bodí, en hij zette het op een lopen. De parfum nog steeds in zijn rechter hand vast geklemd. Hij liep de hoek om, voorzichtig. Niemand mocht hem zien. Dat was wel moeilijk omdat hij zich in de drukste winkelstraat van Parijs bevond, maar het lukte hem: hij was onzichtbaar. Gaan. Anders was alles verloren. Rennen, zo hard als hij kon. Niets mocht fout gaan. Hij struikelde. En toen ging het mis...

Bodí keek naar de scherf in zijn hand. Hij rook eraan, niets. Hij rook niets. De geur was weg. Voor altijd verdwenen. Hij dacht terug aan dat ene moment, het moment dat hij viel. Het moment dat hij alles verloor. Echt alles. Hij had het flesje met geurwater aan haar willen geven, de enige belangrijke persoon in zijn leven. Wraak. Zijn wraak zou zoet zijn. Het was inmiddels al 3 jaar geleden dat hij viel, dat hij -voor het eerst- een fout maakte. Zijn perfecte plan was bijna af. Iedereen zou voor zijn daden boeten. Als zijn plan af was, het plan dat -bijna- niet mis kon gaan. Bodí glimlachte bij deze gedachte, wraak.

Hij liep naar de keuken, pakte wat te eten en te drinken, stopte de acherf in zijn rechter broekzak en liep de deur uit. Het zou lang duren voordat hij weer thuis zal komen. Hij stapte in de auto. Even zat hij achter het stuur, en kwam het idee bij hem op om zijn plan stop te zetten, geen wraak te nemen, doorgaan met zijn leven. Maar hij kon het niet. Hij kon het gewoon niet. Al zijn werk opgeven, opnieuw starten. Voor even sloot hij zijn ogen en dacht aan haar, aan haar geur, haar haar, haar zijde zachte huid, maar vooral aan haar mooie, diepblauwe ogen. Die ogen waarin je kon verdrinken. Verdrinken, wegdromen, even van de wereld zijn. Niemand kon zoals haar zijn, dacht hij. Niemand was zo beeldschoon als zij...

Bodí raapte zichzelf bijeen en startte de motor. Langzaam, en nog steeds nadenkend over haar, reed hij de straat uit. Weg van zijn huis, weg van zijn thuis, weg van alles. Hij was weer alles kwijt. Dit keer koos hij er zelf voor. Hij koos voor een beter leven. Leven na zijn wraak. Zijn zoete wraak.

Hoe verder Bodí reed, des te meer hij merkte, dat als hij harder ging rijden, de man achter hem ook harder gaan rijden, en zo wel heel dicht achter Bodí kwam te rijden. Plotseling gaf de man gas en haalde Bodí in, en al snel was hij uit het zicht verdwenen.

Bodí negeerde het maar. Hij deed het raam open, wat moeizaam ging omdat hij een oude auto had, en staarde naar buiten. Dat had hij niet moeten doen. Terwijl hij naar buiten keek gebeurde er iets voor zijn auto wat hij graag had willen zien...

Het onverwachteWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu