Hoofdstuk 2

27 2 1
                                    

Voor zijn ogen was de voorbijgereden auto gestopt en de bestuurder was uitgestapt. Hij hield een pistool vast. Toen Bodí weer voor zich keek zag hij de man en week onmiddellijk uit. Slecht idee. Bodí kwam zo links naast de man voorbij. Hij hoorde een knal. En toen was er die stekende pijn in zijn schouder. Meteen trapte Bodí op de rem. Hij schreeuwde het uit. Bodí keek naar zijn schouder en zag hoe het bloed eruit sijpelde. Hij werd er misselijk van. Weer hoorde hij een knal. En weer voelde Bodí die snijdende, scherpe pijn. Hij schreeuwde, maar het leek alsof hij in een vacuüm bel zat. Alsof niemand hem hoorde. Alsof hij -weer- helemaal alleen was. Alleen hij en de pijn. Rechts zag Bodí een zwarte vlek naderen. En ook links twee. Het waren er wel honderden leek het. Toen zag Bodí niets meer. Hoorde hij niets meer. En bewoog hij niet meer.

Bodí werd wakker door een verblindend licht. Verward keek hij om zich heen. Hij herkende de contouren van een deur. Hij zat dus binnen. Niet buiten. Hij zag een tafel voor zich staan. Langzaam kwam alles bij hem terug.

De wraak

De auto

De knal

De pijn...

Bodí keek naar zijn schouder. Er zat een stevig verband omheen. Toen pas merkte hij dat het sneed. De pijn sneed in zijn schouder.

Toen hij beter om zich heen keek, zag hij dat hij in een kleine kamer zat, met een kleine deur, een kleine tafel, een kleine lamp, en een kleine Bodí. Dat laatste was wel figuurlijk, omdat Bodí een groot geschapen man was. Hij voelde zich klein. Opgesloten. En dat was hij ook. Het flitste even door zijn hoofd dat zijn hele plan nu in kleine stukjes uit een zou vallen. Dat alles voor niets was geweest. 

Hij stond op maar ging meteen weer zitten, omdat hij het gekraak van een deur hoorde. Er kwam een man binnen. Bodí schatte hem rond een jaar of 30, alhoewel dat moeilijk te zien was, omdat de man een bivakmuts op had. De man, die een Bodí een beetje aan een bodybuilder deed denken, nam plaats in een stoel, die Bodí nog niet had opgemerkt, aan de andere kant van de tafel. 'Zo', zei de man, 'ben je al een beetje bekomen van de schrik?' Bodí knikte langzaam. 'Sorry van je schouder', vervolgde de Bodybuilder, 'Dat was niet mijn bedoeling', zei hij er grinnikend bij. Bodí keek de man verwachtingsvol aan; zou hij hem nu vrijlaten, of was hij van plan om Bodí nog een tijdje vast te houden... 'Het heeft lang geduurd voordat ik je had gevonden,' Ging de man verder. Lang geduurd? Dacht Bodí, was hij al lang op zoek naar mij, en hoe kende hij mij? Wist hij mijn naam?

De bodybuilder stond op en liep naar Bodí toe. Hij boog zijn hoofd naar hem toe, en fluisterde in zijn oor: 'Ja, ik weet je naam. En ook ben ik al lang op zoek naar jou, Bodí.' Het 1e wat Bodí te binnen schoot was: 'Hoe weet die man wat ik dacht? Zou het dan kunnen dat....' En nadat de vreemde man zijn naam had uitgesproken, drong het tot Bodí door; hij kende deze man, hij kende hem zeer goed. Maar toch had Bodí geen enkel idee wie deze persoon was.

'Herken je me dan niet, weet je werkelijk niet wie ik ben?', zei de man. Nog steeds had Bodí niks gezegd. 'Ben je je tong verloren?' vroeg de man nu op een hardere toon, en met een sprankje woede in zijn ogen, 'Of durf je niets te zeggen?' zei de bodybuilder, want zo noemde Bodí hem in zijn gedachten, met een grijns. 'Ik... Ik...', kwam er uit Bodí zijn mond,' Ik wil weten wie jij bent.' zei hij toen uiteindelijk, vastberaden. De bodybuilder liep weg van Bodí, naar het raam. Het raam? Was er daarnet wel een raam. Hoe kwam dat raam daar? Of was hij er toch wel? Zou deze man dan misschien..... 'Je hebt gelijk Bodí, het raam was er niet, maar zoals je ziet, nu wel.' En toen dacht de bodybuilder lang na, lange, lange tijd dacht hij na.

Lang. Lang leek het te duren. Eeuwig zelfs. Hij leek wel eeuwig na te denken. De bodybuilder. Na een paar minuten, die wel een paar uur leken, stemde de bodybuilder in. Hij liep weer weg van de plek waar het raam zat, naar Bodí toe. Toen hij vlak voor hem stond, zei hij:' Ik ben het'. En na die woorden trok hij zijn bivakmuts langzaam van zijn hoofd af.

Toen herkende Bodí HEM. Het was HEM. Bodí verzamelde al zijn moed, en zei: 'JIJ?!'

Het onverwachteWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu