Hoofdstuk 4

6 0 1
                                    

'Heb je het nou eindelijk door?' hoorde Bodí hem zeggen. Vincent. Blijkbaar was hij weer binnen gekomen, zonder dat Bodí het had gehoord. Hij wist niet waarom, maar Bodí verstarde nadat hij Vincents stem had gehoord. Vincent merkte dat en zei grijnzend: 'Kom Bodí, je schrikt toch niet van een oude bekende? Ik dacht dat jij zo sterk was. Dat jij beter was dan ik. Dat je meer kon dan ik. In ieder geval dacht je dat zelf. Of misschien denk je dat nog steeds. Maar misschien heb ik, en jij ook, het mis. Ben je alles verloren. Misschien toen ik te ver ging. Maar misschien ook toen je voor het eerst een fout maakte. Toen je viel.'

Bodí stond nog steeds met zijn schouders opgetrokken en met zijn rug naar Vincent toe. Blijkbaar wachtte Vincent op een antwoord, want hij ging niet verder. Bodí opende zijn mond om wat te zeggen, maar er kwam geen geluid uit zijn keel. Misschien van angst. Angst die Bodí had voor wat er ging volgen. Angst voor wat Vincent nog meer wist. Maar waarschijnlijk gewoon omdat hij een droge keel had. Hij had namelijk, er vanuit gaande dat hij niet langer dan 1 dag bewusteloos was geweest, bijna 1 dag niets meer gedronken. Misschien omdat het te lang duurde, maar misschien omdat hij naar de juiste woorden had moeten zoeken, ging Vincent nu pas verder met zijn monoloog: 'Ik weet wat je denkt, Bodí. Zelfs in je gedachten kan je je niet voor mij verbergen. Dat weet jij zelf ook.'

Bodí probeerde uit alle macht zich te concentreren op de gedachten van Vincent, om zo ook in zijn gedachten door te dringen. Maar hetleek alsof hij, als hij er eindelijk was, steeds weer teruggebogen werd. Als een soort stok waarmee je in een bal wilt prikken. Je probeert de bal in te deuken, maar hij glijdt er steeds langs. Als je denkt er eindelijk in geprikt te zijn, schuift de tak toch langzaam weer langs de bal.

Vincent schudde zijn hoofd. Hij boog het naar beneden en zei, een tikje teleurgesteld: 'Ach Bodítje toch.' Bodí wierp hem een boze blik toe. Vincent ging weer verder: 'Je had toch wel kunnen weten dat ik een gedachteblokkade zou op zetten.' Een gedachteblokkade. Stom. Bodí had het kunnen weten. Vincent kon nu gedachteblokkades op zetten. Bodí niet. Hij probeerde nu om aan niets te denken. Maar dat is vrij lastig, omdat Vincent weer begint met praten: 'Weet je, ik heb echt wel medelijden met je hoor.' Hij zei het op zo'n zielige manier dat het bijna geloofwaardig was. 'Toen je viel raakte je alles kwijt. Je oude bestaan.' Het klonk alsof hij wist waar hij het over had. Alsof hij wist hoe dat voelde. 'Maar toen kwam je mij tegen. Een kleine en hulpeloze man, zojuist gedumpt door zijn vriendin. Jij zou me helpen. Me sterker maken. Mij spreuken leren. En kijk waar ik nu ben. Ik heb je in mijn macht. Ík kan gedachteblokkades op zetten. Jij niet. Alles wat jij kan kan ik ook. En meer zelfs.' Bodí keek bedroefd naar beneden, omdat hij wist dat het waar was. Vincent veel sterker dan hij, misschien nu nog wel meer.

Aangezien het leek alsof Vincent klaar was met zijn lap tekst. Opende Bosí zijn mond om iets te zeggen, maar alweer kreeg hij geen geluid uit zijn keel. 'O het spijt me!' riep Vincent naar hem op een manier die echt schuldig klonk. 'Ik zal je je stem teruggeven.' Hij maakte een rondje met zijn vinger, wees uiteindelijk naar Bodí en zei luid en duidelijk: 'Vocis Tractus!' Weer opende Bosí zijn mond en zei quasi boos: 'Als je zo graag wraak wilt nemen, waarom heb je me dan niet meteen vermoord, maar alleen in mijn schouder geschoten?' Vincent keek hem verbaasd aan en antwoordde direct: 'Ik heb toch al gezegd dat dat een ongeluk was. Mijn bedoeling was alleen dat je zou schrikken. Niet dat ik je zou raken. Mijn oorspronkelijke plan bevatte niet het onderdeel 'Bodí pijn doen'.' Iets in de toon van zijn stem wees er op dat hij nu een ander plan had. Met wél dat onderdeel er in.

Vincent stond op het punt om weg te lopen, toen Bodí een andere vraag stelde: 'Waarom ben je me blijven zoeken? Wraak, dat snap ik, maar wáárom?' Weer leek Vincent zich om te draaien om weg te lopen, maar plotseling draaide hij zich om en gaf Bodí een klap op zijn gezicht met zijn vlakke hand. 'Daarom.' Toen liep Vincent, weer, de deur uit. En nu moest Bodí toch echt huilen. Tranen biggelden over zijn wangen. Hij kroop in een hoekje en trok zijn knieën op. Zijn hoofd legde hij op zijn knieën. De grote Bodí. De man zonder emoties. De man die alles voor elkaar kreeg. Die man was nu in meer dan 1000 stukjes gebroken. En dat viel niet te lijmen.

Het onverwachteWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu