Hoofdstuk 5

3 0 1
                                    

Terwijl Bodí in een hoekje zat te huilen, liep Vincent met gemengde gevoelens weg. Hij voelde, hoe gek het ook klonk, medelijden met Bodí. Maar ergens in zijn hart zat die pure wraak die hij moest en zou nemen. Bij elke stap die hij zette leek zijn hart een stukje kleiner te worden. Alsof er stukjes vanaf brokkelden. Totdat hij uiteindelijk geen hart meer over zou hebben.

Abrupt stopte Vincent met lopen. Hij wist niet waarom, maar zijn voeten wouden gewoon niet verder. Ze bewogen zich zelfs in de tegenovergestelde beweging. Ze gingen de kant op waar Vincent vandaan kwam. Hij verkeerde in een soort trans en liet zijn voeten hem dragen naar de, nog onbekende, bestemming. Hij deed zijn ogen dicht, zonder dat hij bang was ergens tegen aan te botsen.

Toen merkte hij dat zijn voeten stil stonden. Hij opende zijn ogen weer en zag dat hij voor de deur van de kamer van Bodí stond. Zelf schrok hij ervan, maar hij merkte dat hij niet de moed had om Bodí onder ogen te komen. Op de een of andere manier was hij bang. Voor wat wist hij niet. Hij haalde diep adem. Op het moment dat hij de klink voorzichtig naar beneden deed, hoorde hij zacht gesnik. Hoorde hij dat nou goed? Was Bodí aan het wenen? Dé Bodí, de ongebrokene, hij die alles aankon. Hij die zelfs over het verlies van Mara heen kwam. Zat híj hier nu te huilen? Vincent merkte dat hij zich schuldig voelde. Om wat voor reden dan ook. Toen knipperde hij, bijna onmerkbaar, met zijn ogen, en kon toen eindelijk weg lopen. Zijn voeten lieten hem zijn gang gaan. Hij voelde zich blij, alsof er weer een stukje aan zijn hart vastgelijmd werd. Maar tegelijkertijd werd hij ook iets zwakker. Hij merkte het niet, het gebeurde in zijn hersenen. Er brokkelde een klein stukje af, met kennis. Belangrijke kennis. Maar Vincent merkte het niet.

Intussen was Bodí gestopt met huilen, maar zijn ogen waren helemaal rood en zijn gezicht nat. Hij keek op, zijn nek een beetje verkrampt, omdat hij een tijdje in de zelfde, ineengekrompen houding had gezeten. Hij strekte zich een beetje uit en stond moeizaam op. Bedroefd liep hij naar de tafel. Op de tafel zag hij een scherf liggen. En niet zo maar een scherf. Zíjn scherf. De scherf die hij dacht verloren te hebben. Door die scherf kreeg hij weer hoop. Zijn gezicht klaarde een beetje op en hij pakte de scherf van tafel. Met de hoop in zijn gedachten rook hij nog een keer aan de scherf. Maar die heerlijke zoete geur van het parfum was nog niet wedergekeerd. Toch vervloog zijn hoop niet. Deze keer zou hij sterk blijven. Nu hij gebroken was geweest, was hij sterker dan ooit. Hij voelde zich oppermachtig. Krachtiger. Misschien wel beter dan Vincent. Al was dat haast onmogelijk.

Bodí deed de scherf in zijn broekzak, zodat hij hem niet nog een keer kwijt zou kunnen raken. Hij had al zoveel verloren in zijn leven. Mara, Vincent, zijn krachten... Hij was zelfs verbannen uit Nadoto. Vincent ook, bedacht hij zich toen. Terwijl hij met zijn hand in zijn broekzak stond na te denken, voelde hij wat papier in zijn zak zitten. Hij fronste zijn wenkbrauwen en haalde het voorzichtig uit zijn zak. Hij legde het op tafel neer en ging op de stoel zitten. Helaas was het papier een beetje verkreukeld, maar er was nog goed te lezen wat er op het papier geschreven stond. Plan B: Sla Haman dood. Dit was zijn wraak plan. De tweede editie. Zijn eerste was mislukt. Daardoor had hij Mara definitief verloren. Bij de gedachte aan Mara kreeg hij weer tranen in zijn ogen. Hij schudde zijn hoofd en kneep zijn ogen dicht. Hij mocht niet nog een keer breken. Eén keer was genoeg. Te veel eigenlijk. Hij opende zijn ogen weer met het plan om nu toch echt te ontsnappen. Hij had immers nog een taak te volbrengen. Alleen als hij zijn wraak had voltooid kon hij misschien weer toetreden tot Nadoto. Misschien. Dan zou hij Mara weer zien... Met zijn hoofd schudde hij die gedachte weg. Hij mocht geen zwakkeling zijn. Hij moest sterk blijven.

Bodí stond weer op en ging weer in de houding staan. Benen een stukje uit elkaar en armen slap langs zijn lichaam. Opnieuw sloot hij zijn ogen en ademde diep in en uit. Dit keer was zijn knikje steviger. Vastberadener. Meer een knik. Eerst durfde hij zijn ogen niet open te doen, maar uiteindelijk stelde hij vast dat hij geen andere keus had, als hij hier wou ontsnappen. In zijn hoofd telde hij tot 3 en opende zijn ogen met een ruk. Wat hij zag bracht gemengde gevoelens bij hem naar boven. Er zat wel degelijk een raam in de muur, maar het was een ander raam dan Vincent had laten verschijnen, en was te klein om Bodí er doorheen te laten.

Hij was breed en was kaal. Een saai, zwart t-shirt bedekte zijn bovenlichaam. Daaronder droeg hij een spijkerbroek met een bruine riem die nauw om zijn heupen sloot. Hoe ging hij in 's hemels naam door een raam van 0.5 bij 0.5 meter kruipen? Bodí, die de stukjes waarin hij zojuist uiteen was gevallen weer een beetje bij elkaar had geraapt, voelde hoe hij al die stukjes weer liet vallen. Hij zat hier vast. Er was geen weg naar buiten. Geen enkele. Met een plotselinge woede veegde hij de papieren van zijn plan van tafel. Maar het had geen nut. Niets had meer nut.

Het onverwachteWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu