Hoofdstuk 14

68 5 0
                                    

Pov Emily

Ik durf hem niet meer aan te kijken. Het was al erg genoeg dat ik zo naar hem zat te staren. Zet het uit je hoofd, hij een Bromond en jij een Bleumond! Ik kijk richting de vlammen, als ik nu naar hem kijk, weet ik zeker dat hij het ziet. Dat hij ziet dat ik verliefd op hem ben.

Langzaam wordt het steeds later en nog steeds zitten we bij datzelfde kampvuurtje. De sterren schijnen hoog boven. Lichtjes in het duister.

Ik moet iets zeggen. De stilte wordt me te erg. Normaal zou ik het fijn vinden, normaal zou het heel erg prettig zijn. Gewoon de stile. Maar nu voelt het als een zware last die op mijn schouders ligt.

Gelukkig hoef ik niet te praten, want hij doet het al.

'Wat deed je eigenlijk in het bos de avond dat je vermist was?'

Ik twijfel over wat ik wil zeggen hopend dat ik niet zal stotteren.

'Toen ik eindelijk 16 werd, wilde ik genieten van mijn vrijheid,' ik slik even voordat ik verder praat, 'ik mocht eindelijk naar buiten, de laatste keer was toen ik 10 jaar was. Het domme feestje boeide me niet. Ik wilde gewoon zo graag naar buiten. Alleen op de terugweg naar het paleis raakte ik verdwaald. Ik was zo in de war en bang dat ik het hele eind door het bos heb gelopen.'

Ik wacht af voor zijn reactie, waarom zegt hij nou niks? Voorzichtig kijk ik in zijn richting. Hij grijnst en kijkt in het vuur, naar de vlammen die op en neer dansen. Waar zal hij aan denken? Aan een gepast antwoord? Aan de vlammen? Een gepast manier om me uit te lachen? Nee vast niet.

Ik betrap mezelf erop dat ik lang naar hem zit te kijken. Vlug kijk ik weg, met knalrode wangen. Misschien kan ik beter gaan, dan is de pijn ook gelijk wat minder.

'Kinan ik denk dat.... dat ik nu beter kan gaan. Het wordt steeds later en ik...' ik schaam me voor het stotteren en mijn wangen beginnen nog meer te gloeien.

'Is goed.' Zegt hij.

Wat een kort antwoord. Dan kan ik beter gaan, mijn aanwezigheid voelt verkeerd en vreemd.

'Ik zal je erheen brengen.' Hij zegt het zonder mij een blik waardig te gunnen. Mijn hart doet nu al pijn van de liefdesverdriet.

'Is niet nodig,' zeg ik, 'ik kom er wel.' Ik sta op en mompel een kort bedankje.

Terwijl ik wegloop voel ik de tranen prikken in mijn ogen. Dit was het. Eerst had ik ons afscheid wat groter in gedachte, maar we moeten allebei weer verder met ons leven. Hij is me waarschijnlijk over een week weer vergeten. Ik ril bij de laatste gedachte. Ik slik de woorden weg en loop de stad in, zonder nog een keer om te kijken.

☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆

Eindelijk weer een stukje geplaatst! Sorry iedereen voor het lange wachten ):
Hope you enjoy it! X

They are humanWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu