101

70 4 0
                                    

Er ontstond een zacht gekraak toen ik de deur opende. Hoe zacht ik ook probeerde de deur te openen, ik zou nooit geruisloos naar binnen kunnen gaan. Een argwanend stemmetje in mijn hoofd vroeg zich af of meneer Lewis dat expres had gedaan. Niet dat het veel uitmaakte: het licht brandde nog. Ik hoefde niet bang te zijn dat meneer Lewis wakker zou worden van mijn terugkomst, want hij leek zich nog niet in zijn bed gesetteld te hebben.

Ik schoof de capuchon van mijn hoofd en bleef stilstaan bij de spiegel in de gang. Een klein spoortje, opgedroogd bloed lag op mijn lip. Met mijn tong veegde ik erlangs in de hoop het te vervagen. Het bloed had mij zeker goed gedaan. Het gevaar dat naar buiten wilde dringen, hield zich momenteel rustig. Wat niet wilde zeggen dat het nu veilig was.

Nadat ik het bloed van mijn lip had verwijdert en ik genoeg moed had verzameld, liep ik de woonkamer binnen. Meneer Lewis stond voor het raam. Iets wat mij het gevoel gaf dat hij niet voor zichzelf was opgebleven. Hoe kon ik ook denken dat meneer Lewis niet wist van mijn tijdelijke vertrek?

'Is het gelukt?' Zijn woorden kwamen bitter naar buiten. Hij was het er duidelijk niet mee eens geweest.

Ik zei niets, ik knikte enkel. Ik besefte me dat hij dat niet kon zien, maar op het moment kreeg ik de woorden niet over mijn lippen.

'Wat als het niet gelukt was?'

Schuldbewust sloeg ik mijn ogen neer. Ik was me bewust geweest van de gevolgen voor mijzelf. Als het niet gelukt was en ik betrapt werd, dan kon ik het vrije leven gedag zeggen. Dan kon ik de pijn weer verwelkomen. Waar ik mij niet bewust van was geweest, waren de gevolgen voor meneer Lewis. Wat als ze erachter waren gekomen dat hij mij hielp? Wat als ze hem dan ook iets zouden aandoen?

De man draaide zich naar mij om

m. Teleurstelling lag op zijn gezicht en hij leek geen moeite te doen deze te verbergen. Ik gaf hem geen ongelijk, maar wat had ik anders moeten doen?

'Waarom ben je niet naar mij toegekomen?'

Nog altijd had ik geen woord gezegd. Ik wilde hem zeggen hoe het zat, wat ik had ervoeren en dat ik geen keus had. Maar de brok in mijn keel weerhield mij daarvan.

Hij zette een stap dichterbij. 'Charlotte... Ik doe dit voor jou en je moeder. Je zult mij moeten leren vertrouwen.'

Ik sloot mijn ogen en perste mijn lippen op elkaar. Mam. Ik kon het gewoon geen plek geven. Ik herinnerde mij niets van haar. Geen stem, geen glimlach. Helemaal niets. Meneer Lewis had mij enkele dingen over haar verteld en zelfs dan was het nog een grove schets. In mijn gedachten was ze niet meers dan een gezichtloze schim. Net als mijn vader, over wie ik zelfs nog geen verhalen gehoord had. De termen 'vader' en 'moeder' hadden geen betekenis in mijn leven. Het waren twee loze woorden en toch kon ik het niet laten er betekenis aan te verbinden. Als iemand over hen sprak, dan begon ik hen altijd te missen.

Hoe zielig?

Ik opende mijn ogen en doorbrak de emoties die zich hadden opgehoopt in mijn keel. 'Dat weet ik.'

Meneer Lewis overbrugde de afstand tussen ons en legde één hand op mijn schouder. 'Durf je mij te vertrouwen?'

Ik vertrouwde hem al. Ik wist dat hij mij niet zou verraden. Ik wilde hem alleen niet nog meer belasten met mijn problemen. Nu al leek hij te bezwijken onder mijn ellende.

Toch knikte ik. Ik knikte en keek hem geloofwaardig aan.

'Wil je mij dan nu vertellen wat net is gebeurd?'

Ik kon moeilijk nee zeggen nu ik hem net had duidelijk gemaakt dat ik hem vertrouwde. Ik moest hem iets vertellen, toch? Opnieuw vond mijn blik de vloer terug.

Experiment 13Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu