Het was iets simpels. Vincent had een grap gemaakt en zijn hand daarbij op mijn schouder gelegd. Een simpele handeling waarvan ik dacht dat ik het wel aankon. Niet dus. Ik werd overspoeld door het bloed dat zich in zijn lichaam bevond. In een normaal tempo pompte het door zijn lichaam. Ik kon elke ader onderscheiden, allemaal zag ik ze voor me. Het was alsof het zijn aders waren die mij aanraakten, in plaats van de warme hand die in werkelijkheid op mijn schouder lag.
De jongen had heus wel opgemerkt dat ik verstarde en dat er iets in mijn hoofd gebeurde dat niet klopte. Waarschijnlijk dacht hij dat er iets was gebeurd dat mij emotioneel had aangetast — niet dat dit niet zo was — en mij kwetste, maar in werkelijkheid was ik gewoon doodsbenauwd dat ik hem iets aan zou doen. Ik was niet dat lieflijke meisje dat mijn uiterlijk men liet zien. Ik was een monster. Een bloeddorstig monster.
'Gaat het?' vroeg de jongen voorzichtig. Schijnbaar was hij bang dat ik een vraag als deze niet eens zou kunnen beantwoorden. De waarheid was dat ik emotioneel wel in staat zou zijn om de vraag te beantwoorden, maar ik mocht het niet. Ik kon niet zeggen dat het niet ging omdat ik zijn bloed voelde, omdat ik een zogeheten experiment was waar de wereld niet vanaf mocht weten. Het mocht niet en het kón ook niet.
In plaats daarvan brak er een glimlach door op mijn gezichten en keek ik de jongen aan, zodat hij uit mijn ogen kon aflezen dat ik mijn woorden meende. 'Het gaat prima.'
~
Door de aanraking die had plaatsgevonden, was ik een stuk afstandelijker gaan doen. Ik nam het hem niet kwalijk. Zeker niet. Hoe kon hij het weten? Het enige wat me ervan weerhield om openhartig te zijn, was het feit dat ik hem met gemak zou kunnen doden. Er was bijna niets voor nodig om pijn in zijn lichaam te verwekken en de hele school tegenover mij te hebben staan. Als ik zou willen, zou ik zelfs in staan zijn diezelfde pijn bij iedere leerling te creëren. Maar ik wilde het niet. Ik zou gek zijn als ik dat zou doen. Hoe gemakkelijk zou het dan wel niet zijn om mij dan op te sporen en terug te sturen naar die verschrikkelijke hel?
Ik merkte helaas wel dat Vincent zijn enthousiasme jegens mij erdoor verloor. De docent had hem ook het zwijgen opgelegd, maar zelfs op de momenten dat hij de kans kreeg om te praten, greep hij deze niet, terwijl hij dat in het begin wel had gedaan. Ik hoopte dat ik hem niet te erg gekwetst had, want het was niet zijn schuld. Het was mijn eigen schuld.
De twee lesuren daarna had een ander iemand het aangedurfd naast mij te gaan zitten. Een meisje met inktzwarte haren die sterk afkaatste tegen haar bleke huid. Het meisje was bijzonder aardig. Ze wist een goed gesprek met mij aan te gaan, zonder dat daarbij gevoelige onderwerpen naar boven kwamen. Haar naam was Ruth, een naam die ik wel bij haar vond passen, zonder dat ik die mening kon onderbouwen.
Zodra ook die lessen voorbij waren, zat mijn eerste dag erop. Buiten stond meneer Lewis mij op te wachten. Hij wist hoe moeilijk ik het vond om deze stap te zetten en daarom had hij erop gestaan om mij niet alleen weg te brengen, maar ook weer op te halen.
Zijn rode jeep was oud en niet te missen. Het was zijn trots en ik vond het mooi om de twinkeling in zijn ogen te zien wanneer hij erin reed. Hoe iemand in deze tijd zo blij kon zijn met zoiets ouderwets. Ik opende de autodeur en kroop op de stoel naast hem.
'Hoe ging het?' Ik zag enthousiasme in zijn ogen, ook al leek hij zijn gezicht in de plooi te willen houden. Waarschijnlijk zodat hij zowel een positief als een negatief antwoord zou kunnen opvangen.
Ik haalde mijn schouders op. 'Ik denk dat ik een niet al te slechte indruk heb achtergelaten.' Erg overtuigd klonk ik niet. Het was ook niet zo dat het slecht was gegaan, maar het was gewoon iets waar ik nog aan moest wennen. Daar waar het voor iedereen heel normaal was om naar school te gaan, had meneer Lewis mij de afgelopen dagen alles moeten vertellen over de scholen. Over hoe de lessen waren en zelfs hoe het zat wat betreft lesuren. Ik had niets geweten en dat gat in mijn geheugen, was één van mijn grootste hindernissen. Dat, plus het feit dat ik moest liegen over mijn verleden.
Meneer Lewis' gezicht was zijn enthousiaste twinkeling verloren, maar desondanks stond er nog steeds een glimlach op zijn gezicht. 'Maar wat vond je ervan?'
Opnieuw haalde ik mijn schouders op. Eerlijk gezegd kon ik dat niet goed zeggen. Het voelde nog zo onwerkelijk. Toch had ik het niet vervelend gevonden. Sterker nog, het was best oké geweest. Ik had het fijn gevonden toen er iemand naast mij was komen zitten. 'Eigenlijk best oké.'
Die avond zat ik thuis op mijn kamer. De boeken lagen voor mij op het bureau, klaar om voor het eerst kennis te maken met het begrip "huiswerk". Het vak waar ik mee bezig was heette geschiedenis. Een vak dat ik vrijwel direct kon waarderen. Het was interessante stof. Het hoofdstuk waar we nu mee bezig waren ging over de oertijd, de tijd dat we overleefden als wilde dieren. Waarschijnlijk had ik in die tijd een veel vrijer leven gehad dan nu. Dan had ik me niet hoeven te verstoppen en had ik het beest in mij naar boven kunnen laten komen.
Er werd zacht op de deur geklopt, drie maal. Er was maar één iemand die dat kon zijn.
'Ja?'
De deur werd geopend, terwijl ik nog met mijn neus boven de boeken hing.
'Ik eh, keek naar het nieuws en ik zag iets dat je misschien wel wilde weten.'
Ik wende mijn aandacht af van het huiswerk en rechtte mijn rug. 'Wat was er?'
'Victoria Morgans is dood aangetroffen en er is veel ophef over haar dood,' antwoordde meneer Lewis.
Die naam. Victoria. Ik wist wie ze was. Sterker nog, dat was wiens uiterlijk ik had overgenomen. Ik was geen exact kopie, dat zou onverstandig zijn geweest. Dan hadden ze mij zo kunnen ontmaskeren. Ik had een groot deel van haar uiterlijk gekopieerd en aangepast, zodat ik niet op mijzelf leek, maar ook niet op haar. Toch zouden ze mij met gemak kunnen opzoeken. Ze hoefden alleen maar de link te vinden tussen haar dood en mijn krachten — en ze zouden het weten. En dat idee overviel me. Een soort paniek schoot mijn lichaam binnen en ik wist dat dat iets was wat ik moest voorkomen.
Ik balde mijn handen tot vuisten, ademde diep in en draaide me iets bij om hem aan te kunnen kijken. 'Bedankt.'
'Waarvoor?'
'Voor het vertellen van het nieuws, het is goed dat je dat zegt.'
'Geen probleem.' Hij bleef vertwijfeld op zijn plek staan. Na enkele seconden besloot hij toch nog te vragen wat er in zijn hoofd leek om te gaan. 'Gaat het wel?'
De meest simpele vragen die er bestonden, vragen als "hoe gaat het?" "hoe was het?" of "hoe voel je je?" waren vragen die ik het moeilijkst vond om te beantwoorden. Ik wilde een oprecht antwoord geven, maar ik wilde niet dat mijn gedachten open en bloot in de wereld lagen. Daarbij wilde ik hem geen zorgen opleggen, want dat was nergens voor nodig. Ik redde me prima, maar ik wist dat een oprecht antwoord hem wel bezorgd zou maken. Daarom ontsnapte er ook een klein leugentje uit mijn mond. 'Ja,' fluisterde ik, 'het gaat prima.'
Hij knikte, leek opnieuw te twijfelen, maar ging deze keer wel echt weg. Hij sloot de deur en liet mij alleen achter in de kamer. Ik had geen reden meer om mijn paniek tegen te houden en met volle vaart uitte het zich. Ik hapte naar adem en ik werd lijkbleek. Mijn bloedvaten schenen door mijn huid heen, waardoor ik leek op wat ik was: een monster. Mijn ogen, die mijn eigen, helderblauwe kleur hadden behouden, kleurden nu bloedrood. Ik zette mijn nagels nog dieper in mijn handpalm, al hielp het niet erg. Ik wist dat het niet hielp. Momenteel was er maar één ding dat mij kon helpen: bloed.
JE LEEST
Experiment 13
Science FictionEen meisje, anders dan anderen, op de vlucht voor de regering, probeert deel te nemen aan het leven van een normaal meisje van haar leeftijd. Niet alleen puberale problemen kwellen haar, maar ook de problemen die haar verleden met zich meebrengt zit...