one.

3K 239 32
                                    

Stukken verbrijzeld hout. Vernielde stoelen. Opengereten koffers. Maar het ergste was nog wel, de mensen.

De mensen die over de grond lagen verspreid, geen ervan toonde een teken van leven. Mensen onder wrakstukken, mensen nog met riem en al in hun stoel. Niet dat die riem nu nog zin had.

Ik stond op en deinsde achteruit. De doden schrokken me af. Nadat ik mijn blik iets scherper had kunnen krijgen door de stromende waterval uit mijn traanklieren te doen stoppen, zag ik dat ik me op het strand bevond, met naast mij het verwoeste vliegtuig.

De geur van rottend vlees drong mijn neus binnen en ik hief mijn hand. Ogen van mensen die allang ergens anders waren, staarden me aan. Ik merkte niet eens dat ik alweer aan het huilen was. Ik wist niet wat ik moest doen, zo alleen. Niemand had het overleefd.

Behalve ik.

Ik wilde zoeken naar overlevenden, maar kon het niet. De doden lagen daar maar, ik had toch niet het idee dat ook maar één ander iemand het had overleefd. En als ik dat wel had gedacht, had ik nog steeds niet gedurfd me tussen die doden te bevinden.

Ik zakte in elkaar en streek een pluk haar achter mijn oor. Huilend zat ik daar, alleen. Ik dacht terug aan het moment dat ik instapte, zo'n drie uur geleden. Ik had er zoveel zin in om eindelijk op vakantie te gaan, eindelijk weg. Ik was alleen gegaan, in de hoop iemand te ontmoeten. Ik had al hotels geboekt en uitgezocht welke plekken ik zou gaan bezoeken.

Helaas gaan dat soort plannen niet door als je vliegtuig is neergestort.

Ik zuchtte en besloot na enkele
minuten dat ik hulp moest zoeken. Ik stond op en keek richting de doden. Allemaal onschuldige mensen. Ik veegde mijn tranen weg en vermande mezelf. Ik moest hulp halen, misschien konden ze nog gered worden.

Ik besloot mijn stem te gebruiken. Ik had geen idee of er mensen op dit eiland woonden, maar als
dat zo was, hoorden ze me misschien wel als ik riep.

'Hallo?' zei ik eerst, met overslaande stem. 'H-Hallo, is daar iemand?' Geen antwoord. Dan maar het toverwoord. 'Help!' riep ik zo hard ik kon.

Ik hoorde niets, helemaal niets. Ik riep nog een paar keer, maar niemand de me hoorde. Natuurlijk niet. Iedereen was dood.

Ik zakte in elkaar op het kille zand en sloeg mijn handen voor mijn tranende ogen. Ik was radeloos. Ik schudde mijn hoofd, niet wetend wat ik moest doen.

Ik merkte dat ik duizelig werd, ik wist niet eens waarom. Er vormden zich vlekken voor mijn ogen die ik niet weg kreeg. Ik voelde steken door mijn hoofd schieten. Ik dacht dat ik dood zou gaan, hier, op dit onbekende strand. Het maakte me eigenlijk ook helemaal niets uit.

Niets maakte me meer uit.

Ik sloot mijn ogen en vond dat ik een vredige dood zou sterven, dit is ten minste beter dan dat het vliegtuig midden in zee was gestort en ik was verdronken. Maar net op het moment dat mijn hart zou moeten stoppen met slaan, begon het harder te slaan.

Door een stem.

'Hallo? Hé, gaat het wel?'

neergestort [a.i]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu