Hoofdstuk 6

11 0 0
                                    

'Iedereen gaat dood.' Zei hij kil. Ze hoorde de pijn in zijn stem. De sigaret verdween weer tussen zijn lippen en hij inhaleerde diep. Luna keek gefascineerd toe hoe een rookje wolk zijn lippen weer verliet, en voor de eerste keer in haar leven was ze benieuwd hoe de dood smaakte. Ze sloeg het idee al snel weer uit haar hoofd en vestigde haar aandacht weer op de muziek die door haar oortjes klonk.

Nadat haar gsm haar vertelde dat de bus al ruim een kwartier te laat was gaf ze de moed op. Ze scrolde naar haar contactlijst en typte de letters in die het woord mama vormden. Ze drukte op het bel-icoontje en hoopte dat haar moeder eindelijk eens uit haar depressieve trance zou komen en het gerinkel van haar gsm zou horen.

'Deze persoon is op dit moment niet bereikbaar' klonk een vrouwenstem door de telefoon nadat hij een paar keer over was gegaan. Luna zuchtte gefrustreerd en een woede borrelde in haar op. Waarom kon Luna's moeder nu eens nooit naar haar omkijken? Soms wenste ze dat zij gestorven was in de plaats van haar zusje. Ze kneep haar handen tot vuisten en boos gooide ze haar Iphone naar de andere kant van de straat. De jongen die naast haar zat keek verbaasd op toen het ding door de lucht vloog, maar stond op om het gebarsten toestel van de grond te rapen. Luna zat letterlijk en figuurlijk met de handen in het haar. Hoe kon ze in hemelsnaam een stuk wat met de bus al 45 minuten duurde te voet afleggen? Ondertussen kwam de jongen alweer aangelopen en gaf haar de telefoon aan. Het schaamrood op haar wangen werd weer zichtbaar, nog nooit had ze zich zo laten gaan in het openbaar. Treurig keek ze naar de gebarsten witte Iphone in haar hand, dat kon er ook nog wel bij.

'Heb je een lift nodig?' Vroeg de jongen naast haar. Luna keek op en schudde haar hoofd. Ze zou drie kwartieren met deze jongen in één auto nooit overleven. Maar toen bedacht ze zich dat ze geen ander keus had en bovendien een kapotte gsm had door haar eigen woedeaanval, daarom knikte ze dus toch maar.

'Achter een kwartier vertrek ik ongeveer.' Zei hij. Luna knikte en vroeg zich af wat de jongen hier in hemelsnaam al bijna een uur op dit bankje naast haar zat te doen. Haar gedachten werden al gauw beantwoord toen een jongen met een pet achterstevoren op zijn hoofd hun kant uitgelopen kwam.

'Yow Dane.' Zei de jongeman. Dane. Dat was zijn naam dus, het paste precies bij hem. Dane stond op en gaf de jongen een klopje op zijn rug. 

'Heb je het bij je?' Vroeg Dane aan de jongen die er volgens Luna beangstigend uitzag. De jongen knikte en haalde een zakje met groen spul tevoorschijn.

'Wie is dat?' Zijn vinger wees ter verduidelijking Luna's kant op. De angst bekroop Luna en ze schuifelde nerveus heen en weer op het bankje. Wiet. Dat was wat hij in zijn hand had, de mensen in haar vorige klas hadden het er wel eens over. Ze had gehoopt dat ze genoeg moed en durf zou hebben om te zeggen dat ze al een andere rit naar huis gevonden had. Nu zat ze dus met een drugverslaafde in de auto.

'Ze hoort bij mij.' Zei hij. Dane gaf de jongen een briefje van vijftig euro waarop de onbekende kerel  weer net zo snel verdween als hij gekomen was.

'Kom dan gaan we naar mijn auto.' Zei hij en hij liep zonder op haar te wachten alweer door. Ze stopten voor een klein zwart autootje en stapten zonder een woord te zeggen in. De zenuwen gierden door Luna's lichaam en een beetje angstig keek ze opzij naar Dane's gezicht dat er opvallend neutraal en kil uitzag.

'Je vader is toch niet toevallig een politie-agent hé?' Zei hij met een grijns. Luna kreeg een raar gevoel in haar maag, wat bedoelde hij daar mee? Wat was hij van plan? Toen besefte ze dat hij op de drugs doelde.

'Nee.' Zei ze dan maar.

Waar onze wegen kruistenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu