HOOFDSTUK 8

30 4 0
                                    

Ik liep naar Jacob, en Jacob liep naar mij. Ik vroeg waar hij heel de tijd was geweest, hij zei: "Ik ben naar mijn neef gegaan, hij heeft een appartement in Knokke." "Maar waarom heb je niks laten weten? Ik was doodongerust!" zei ik. "Zullen we even naar een cafeetje gaan om wat bij te praten?" vroeg ik vervolgens. "Oke" was zijn antwoord.
Toen we waren aangekomen in het café, was het al negen uur. We hebben heel de tijd door gelachen en veel gepraat. Totdat ik vond dat het moment was gekomen, het moment was gekomen dat ik ging vertellen dat ik over een maand weg zal moeten. Dat ik verhuis naar Amerika. Voor altijd.
Ik heb het gezegd, er verscheen een traan op Jacob's gezicht. Er was een stilte van wel één minuut. Toen begon het hard te regenen. Jacob liep naar buiten. Ik volgde hem, maar hij liep zó snel dat hij in de mist verdween voordat ik goed uit het café was gekomen.
Er kwamen twee zeer dronken jongens naar mij, ze zeiden dingen zoals: "Deed het pijn toen dat je uit de hemel viel?" en "Wat doet zo'n mooi meisje nog zo laat op straat?" ik duwde de twee veel oudere jongens van me af, maar ze bleven maar aan me plakken. Ik gaf ze een stamp in hun kruis. Ik liep weg en riep nog: "Idioten! Nu ben ik Jacob zeker kwijt!"

Drie en een halve week later
Ik heb alle hulp ingeschakeld, al drie en een halve week heeft Jacob niets van hem laten horen... Binnen twee dagen vertrek ik al naar Amerika. De laatste drie weken heb ik bijna niet meer kunnen slapen. Heel de tijd maar denken aan Jacob. We zijn al gaan kijken in het appartement van zijn neef, maar hij is nergens te bespeuren.
Zo kan ik toch ik toch niet vertrekken!
Vanavond moet ik mijn valies al inpakken, want morgen gaan we slapen in het hotel van de luchthaven.
Wat ik meeneem:
- een bikini
- veel onderbroeken
- veel kledingsstukken
- ...
samengevat, gewoon mijn hele kleerkast.

Op het vliegveld
Ik heb net fantastisch geslapen. We zijn ondertussen al bij de douane en ik kijk nog één keer achter mij. Natuurlijk, wie staat daar? Jacob!
Hij komt naar mij toe en hij kust mij. Ik duw hem van mij af. "Je denkt toch niet dat ik je dit ooit ga vergeven?!" schreeuwde ik, zodat iedereen het kon horen. Voor hij de kans had iets te zeggen, zei ik: "DAG, Jacob!"
Hij nam mijn arm vast, ik schudde hem los en liep door de deur van de douane. Hij kwam mij achterna maar hij werd bruut meegesleurd door de berwakers.
Al huilend stapte ik op het vliegtuig om acht uur stipt.

De Plotse VerschijningWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu