Hij keek op me neer met zijn armen uitgestrekt, alsof hij me wilde omhelzen, dreigend, ondoorgrondelijk, en in zijn schaduw voelde ik me kleiner dan ooit – maar ik wist dat ik hem zou overwinnen. Zijn voeten hadden zich standvastig in de aarde begraven, zijn kruin doorkliefde de hemel, woeste tranen stroomden over zijn wangen. De Piz Bernina, meer dan vierduizend meter hoog, torende uit boven het landschap. Toen ik hem op een zomerdag in 1911 voor het eerst zag, was ik eenentwintig en student – wat wist ik van de wereld? (Wellicht meer dan het gros van de boerenkinkels met wie ik me destijds omringde, maar dat terzijde; het was een retorische vraag.) Met een volgepakte rugzak, een muts en de wollen sokken die mijn moeder me had opgestuurd, stapte ik die dag de trein uit, klaar om de bergen tegemoet te treden. De zon kwam op en hulde de Bernina in een koperen gloed.
Ik was zodanig verwonderd door het landschap, dat de man aan de overkant van de spoorlijn mij ontging. Pas toen hij zijn keel schraapte, kreeg ik hem in het oog. Hij was kleiner dan ik verwacht had, ouder ook, en hij had een witte baard en borstelige wenkbrauwen die wel gestolen leken van een uil. De tijd had groeven getrokken in zijn gebruinde gelaat.
'Mijnheer Stiller?' Ik kwam dichterbij. De geur van ongewassen hond vergezelde hem.
'Conrad Stiller, uw gids.'
Ik stak mijn hand uit en stelde mezelf voor. 'Het is mij een waar genoegen.'
Hij staarde me een ogenblik aan en beende vervolgens in de richting van het wandelpad. 'Door gevlei zal de berg niet vriendelijker voor u zijn. Volgt u mij?'
Zijn toon beviel mij allerminst, maar wat kon ik anders dan gehoorzamen? We begonnen onze tocht aan een onaangenaam snel tempo, langs een steenpad dat tussen de naaldbomen kronkelde. Al snel verdween de spoorlijn achter ons en bevonden we ons in de ongerepte natuur. De omgeving was vredig in de meest pure zin van het woord: we hoorden enkel het getjilp van vogels, een kolkende rivier in de verte, een briesje dat tussen de boomtoppen gleed en af en toe een kei die naar beneden rolde.
Een plots geknars, als de scharnieren van een oude deur, deed me opkijken. Ik zag dat mijn gids al een eindje voorop liep en haltgehouden had bij een opening tussen de bomen, dus ik snelde hem achterna. Wederom galmde het gekraak tussen de bergen.
'Wat was dat?' vroeg ik, trachtend mijn zware ademhaling onder controle te krijgen.
De man grinnikte. 'Dat was de Morteratschgletsjer,' zei hij en hij strekte zijn arm uit. We stonden op een rots die ons uitzicht bood over een kolossale ijsmassa. Ik volgde de gletsjer met mijn blik; zijn tong was asgrauw en lag onder ons, en hij klom de berg op, langs de rotsen, om tussen twee toppen te verdwijnen en één te worden met het sneeuwtapijt. Een grijns van verwondering kon ik niet onderdrukken.
'Als u nu al buiten adem bent, is het beter om terug te keren,' zei mijn gids, en mijn lach smolt weg. 'Zeg mij eens, jongeman, waarom bent u hier?'
'De grote denkers uit de geschiedenisboeken hebben zich teruggetrokken in de natuur om te filosoferen. Ik wil één van hen zijn,' antwoordde ik, hoewel een verwilderde man uit een bergdorp de intenties van een toekomstig filosoof toch niet begrijpen zou.
'Verlies uw hoofd niet tijdens het denken. Zelfs voor ervaren wandelaars zoals ik kan deze berg nog een mysterie zijn. U moet exact doen wat ik zeg: ik bepaal wanneer we rusten, eten, slapen, en ook wanneer we terugkeren.'
'Bestaat de kans dat we vroegtijdig terugkeren?'
Hij grinnikte schaapachtig. 'Dat kan.'
Ik drukte mijn nagels in mijn handpalmen. Het was nooit eerder in me opgekomen om terug te keren; ik moest en zou de top van de Bernina halen – met of zonder gids, zei ik in gedachten, al schaamde ik me meteen dat ik zoiets had durven denken.
Kent u schaamte, mijnheer Stiller, had ik hem willen vragen. Kunt u zich inbeelden hoe vernederend het is om onverrichter zake terug te keren, nadat u uw hele familie en uw medestudenten heeft verteld over de berg die u zal beklimmen? Mijn reputatie hangt af van uw regels. Weet u wat, ze zullen me worst wezen! 'Uiteraard, dat begrijp ik.'
We staarden een poos naar het landschap onder ons. 'U heeft alles bij zich wat ik u vroeg?'
'Affirmatief.'
Hij zuchtte.
Natuurlijk, dacht ik, hij begrijpt me niet. 'Ik heb alles.'
'Laat ons dan niet langer dralen en toon me wat u waard bent.' Zonder me een blik waardig te keuren, keerde hij zich om en liet hij me achter op de rots, zodat enkel zijn kenmerkende lichaamsgeur mij nog vergezelde.
![](https://img.wattpad.com/cover/376288398-288-k767803.jpg)
JE LEEST
Morteratsch
HorrorEen jonge filosoof waagt zich aan de beklimming van de Morteratschgletsjer. Tijdens de klim verdwaalt hij steeds dieper in zichzelf en ontwikkelt hij een passionele haat voor de wereld en in het bijzonder voor zijn gids, de mysterieuze mijnheer Stil...