Felle zonnestralen schijnen door mijn oogleden heen, en dwingen me wakker te worden. Ik doe mijn ogen open, en er verschijnt meteen een glimlach op mijn gezicht. Ik draai mijn hoofd en zie Ralf nog slapen. Ik geef hem een kus, spring het bed uit en neem een snelle douche. Dan trek ik een nieuw topje en kort rokje van mij aan, en doe mijn haar omhoog. Ik ben pas net onder de douche vandaan maar voel me alweer zweterig. Ik zoek een ketting op die ik vaak draag en doe meerdere armbanden om. Ik trek sandalen met een sleehak aan en doe wat lichte make-up op. Ik bewonder mijn werk in de spiegel en loop dan de keuken in. Ik vind wat vers fruit en maak een eitje voor ons klaar. Buiten zet ik alles neer op de tafel. Ik kijk naar de planten om me heen, en zie een struik met prachtige hibiscussen. Die bloemen komen veel voor op Hawaii. Ik pluk er een en leg die bij Ralf’s bord. Ik loop even terug naar binnen om wat zonnebrand op de toen. Als ik aan het worstelen ben het op mijn rug te krijgen voel ik iemand de fles uit mijn handen trekken en dan twee handen die mijn rug insmeren. ‘Dank je. En goedemorgen trouwens. Lekker geslapen?’ Hij maakt een instemmend geluid, wat donker klinkt door zijn slaapdronken stem. ‘Geweldig, dank je.’ Dan is mijn rug klaar en draai ik me om voor een kus. ‘Wat zie jij er prachtig uit,’ zegt hij oprecht. Ik bloos een beetje. ‘Dank je lieverd. Jij ook.’ Ik giechel als ik naar buiten loop. Ralf kijkt verbaasd naar zijn boxer en loopt dan achter me aan. We eten het ontbijt en plannen tegelijk de dag. Vandaag gaan we de stad Honolulu in, de hoofdstad. We gaan kijken bij het surfen en lekker shoppen. Ralf heeft daar nooit zoveel problemen mee, omdat hij weet dat ik er zelf ook niet lang mee bezig kan zijn. Even is het leuk, maar niet voor de hele dag. Ik eet liever een ijsje of ga de omgeving bekijken. We vertrekken in de cabrio en rijden naar de hoofdstad. We lopen wat winkels in, vooral met souvenirs. Wat vooral mijn aandacht heeft is de winkel met parels. Er worden veel gevonden hier, en verwerkt in de mooiste sieraden. Ralf bood aan een ketting voor me te kopen, maar ik overtuigde hem dat die veel te duur was. We lopen de boulevard af en kopen een ijsje. We gaan langs de pier en de grote gebouwen. Bij het strand kijken we naar de surfers. Het is ongelofelijk wat die mensen kunnen! Het lijkt me zo geweldig dat ook te kunnen. Na die dag zijn we zo moe dat we thuis allebei meteen in slaap vallen. De volgende dag gingen we op een expeditie met een groep om naar vulkanen te kijken. Ik kon het wel vinden met een ander meisje uit de groep die ongeveer even oud is als ik. Ook zij is hier met haar vriend, op hun huwelijksreis. We hebben veel gepraat over onze vriend en verloofde. Ze kwam uit Engeland en is ook al in Nederland geweest, wat ze geweldig vond. Ik vertelde ook nog wel naar Engeland te willen. De vulkanen waren indrukwekkend. Verder konden we van die hoogtes ook een prachtig uitzicht krijgen over het oerwoud. Die avond aten we aan het strand en bleven in de avond bij een feest hangen. De ochtend daarna werd ik wakker met een lichte hoofdpijn van de cocktails. Ralf heeft er meer last van en blijft nog even liggen. Ik kleed me aan in een lichte zomerjurk en een van mijn bikini’s. Vandaag gaan we iets rustiger aan doen, en een dagje alleen op het strand liggen, kijken naar de golven en de surfers. Na een tijdje komt Ralf de slaapkamer uit. ‘Alles goed? Geen hoofdpijn meer?’ vraag ik. Hij haalt zijn hand door zijn verwarde haar. ‘Het gaat al beter. Het zal zo wel weg zijn.’ Hij loopt naar me toe en geeft me een kus. Dan duikt hij de keuken in voor een glas water. ‘O ja, we gaan voor het ontbijt naar een leuk tentje hier in de buurt, goed?’ zegt hij. Ik lach. ‘Mij best.’ We pakken alle spullen in en gaan weg met de auto. Het ontbijtrestaurant heeft een lopend buffet met pannenkoeken, bacon, fruit, broodjes en nog veel meer. Na het ontbijt lopen we het strand op. De hele middag liggen we in de zon. We praten wat over van alles, kijken naar de surfers en sportieve mensen op het strand, zwemmen wat en drinken veel water. De zon schijnt fel door mijn oogleden. Ik begin weer heel warm aan te voelen. ‘Ralf, ik ga weer even het water in,’ zeg ik als ik overeind kom. Ik kijk naast me en zie dat Ralf in slaap is gevallen. Ik leg een doek over zijn lichaam zodat hij niet verbrand en loop richting de zee. Het water voelt opnieuw koud, maar ik loop door. Ik zou bijna zweren dat er stoom van me af komt. Ik doe mijn ogen dicht en geniet van het water. Ik voel opeens een stroming die me verder de zee in trekt. Het wordt sterker en sterker. Ik draai me snel om en schrik me dood. Een enorme golf is enkele meters van me verwijderd. Ik ben verder afgedwaald dan ik dacht. ‘Ahhh!’ komt er nog net uit voordat het water met volle kracht tegen me aan slaat. Ik draai alle kanten op, en kan geen boven van onder meer onderscheiden. Ik probeer te kijken maar het zout prikt. Ik duw mezelf met volle kracht omhoog en kom richting de lucht. Ik neem snel een hap lucht voordat ik weer weggeslingerd word. Ik zink dit keer dieper. Ik probeer weer omhoog te komen maar de stroming trekt me naar beneden. Met alle kracht die ik in me heb verzet ik me ertegen, maar ik beweeg amper omhoog. Ik word licht in mijn hoofd. Langzaam ontsnappen bellen lucht uit mijn mond. Nee! Ik moet vechten! Kom op Saar! Mijn verstand wil vechten, maar mijn lichaam kan niet meer. Alles wordt donker…Dan voel ik iets me ruw beetgrijpen en meetrekken…