De auto die hij heeft is mooi. Het is een laag, gestroomlijnd model. De stoelen zitten heerlijk, en de achterste ramen zijn geblindeerd. Het is de perfecte auto om niet in op te vallen, behalve het feit dat het een nieuw model van de BMW is. De muziek staat zachtjes aan. Het is zo’n nieuw nummer, van een artiest die compleet met de computer wordt bewerkt. ‘Er is tegenwoordig ook echt geen goede muziek meer. Alles is zo nep. De artiesten, de stemmen, de optredens…alles. Een tijdje geleden kwam die gozer de EMI binnen, die Starman of zoiets. Hij is zo verwaand en egoïstisch, ongelofelijk. Waar zijn de megasterren als Michael Jackson, Whitney Houston of Marco Borsato gebleven?’ Ik lach. ‘Je hebt helemaal gelijk. En dat waren ook mijn favoriete sterren vroeger. Ik luister liever zo’n oud nummer van hun voor de honderdste keer dan zo’n nieuw nummer. Het is echt verschrikkelijk slecht.’ Hij lacht. ‘We denken hetzelfde.’ Ik begin te blozen, maar draai me snel naar het raam zodat hij het niet ziet. Dan rijden we eindelijk voor mijn flat langs. Hij parkeert de auto en we stappen uit. Hij loopt mee naar boven, tot aan de deur van mijn appartement. Ik draai me om. ‘Nou, dank je voor alles. En nog sorry dat ik zo bot deed.’ Hij lacht. ‘Geen probleem.’ Hij kijkt naar de grond. ‘Ik zei wel dat ik tegen schelden in mijn gezicht kan, maar als jij dat zou doen doet het me wel pijn. Ik geef om jou…mening.’ Ik word helemaal rood. Ik lach een beetje ongemakkelijk. Als ik Ralf weer aankijk is hij veel dichterbij. Zijn gezicht hangt voor de mijne. Hij is iets langer dan ik, daarom houdt hij zijn hoofd voorovergebogen. Ik zet de angst opzij, en ga ervoor. Heel zachtjes raken zijn lippen de mijne. Dan leg ik mijn armen om zijn nek en trek hem tegen me aan. Zijn handen gaan naar mijn middel. Langzaam aan kust hij me steeds wilder. Dan gaat zijn mond open en volgt de mijne. Hij drukt me tegen de deur aan, de sleutels vallen uit mijn hand. Mijn hoofd draait, mijn hart klopt alsof het eruit wil springen en mijn buik geeft me het gevoel alsof ik op ontploffen sta. Ik heb me tijden niet meer zo fijn gevoeld. Dan trekt hij terug voor lucht. We hijgen allebei hard voor lucht. Hij kijkt me diep aan. Er zit iets van lust in zijn blik. Hij veegt een plukje haar uit mijn gezicht. ‘Dank je,’ fluistert hij tussen happen lucht door. Ik glimlach naar hem. ‘Nee, dank jou,’ zeg ik. Ik zak tussen zijn handen door om de sleutels op te pakken. Hij blijft me maar aanstaren. Ik speel met de sleutel. Ik moet nu beslissen. Als ik het heb gezegd gaat hij niet meer weg. Als ik het niet snel zeg gaat hij nu weg. En dat wil ik niet. Ik neem het risico. ‘Wil je mee naar binnen?’ vraag ik zo verleidelijk ik kan. Hij lacht, en dan knikt hij. Ik maak de deur open en laat hem binnen. Hij kijkt eerst even rond, zoekend naar de slaapkamer vermoed ik. Ik draai de deur achter ons weer op slot. Het is donker in het appartement, er komt alleen licht van buiten. Ik loop naar de lichtschakel, maar wordt omsloten door twee armen. ‘Nee, het is veel leuker in het donker,’ fluistert hij in mijn oor. Het kietelt, waardoor ik even giechel. Dat geluid is ook eeuwen mijn mond niet uit gekomen. Hij lacht van mijn geluidje en tilt me op. Zonder tegen iets aan te stoten vind hij de deur naar de slaapkamer. Hij gooit me iets wild op het bed. Ik schop mijn hakken uit. Hij sluit de deur, en trekt langzaam en verleidelijk zijn shirt uit.
De lichtstralen van buiten schijnen door mijn oogleden heen, waardoor ik wakker wordt. Even ben ik aan het zoeken naar mijn gedachten van gisteren. Al snel vind ik ze, samen met een behoorlijke hoofdpijn. Iets te veel champagne genomen. Ik glimlach, en tast het bed naast me slaapdronken af naar Ralf. Echter is het leeg. Ik ga rechtop zitten, en zie inderdaad een leeg bed. Ik zoek op de vloer naar kledingstukken, maar die zijn ook weg. ‘Shit!’ Ik trek snel kleren aan en loop de woonkamer in. Ook leeg. Niks! Geen briefje, geen Ralf, niks! Ik pak mijn telefoon. Het is al half elf. Ik krijg een lichte hartaanval. Ik moet naar mijn werk. Snel gooi ik mijn spullen en een energiereep in mijn tas. Dan gooi ik snel een borstel door mijn haar, en besluit een staart in te doen. Ik ruk mijn jas van de kapstok en voel ik de zakken naar de sleutels. Die liggen op het kastje naast de deur. Ralf heeft ze vast gevonden. De deur is inderdaad open, en ik doe hem snel weer dicht voordat ik de gang op ren. De auto is ook weg. Ik kan niet rekenen op het openbaar vervoer, dus grijp mijn fiets uit de stalling. Er staat een behoorlijke wind, natuurlijk. Niks zal me ooit meezitten.