1

1.6K 80 20
                                    

But in this twilight our choices seal our fate.

Mumford & Sons, Broken Crown.

Parijs, mei 1778

Vliegende ratten, dat zijn het. Duiven zijn vliegende ratten.

Ik zoek al jaren naar de juiste benaming voor deze rotbeesten die zich duiven noemen, en die het durven te wagen naar het raamkozijn te komen om de kruimels weg te pikken die ik heb laten vallen.

Hun aandacht trekken is geen lastige kwestie. Zodra ze zien dat je een stuk taart eet, komen ze al naar de bloesemboom voor het raam, om aandachtig te kijken wanneer je het eindelijk verorberd hebt.

En wanneer je je handen langs elkaar veegt en de kruimels op het hout laat vallen, staan zij al paraat om op te stijgen en zijn de kruimels weg voor je het weet.

Oh, en daarbij, ze zullen ongetwijfeld een presentje achterlaten. In mijn geval was dat een dikke klodder vogelpoep.

Zoals ik al zei, vliegende, sluwe en snelle ratten.

Daphne vertelde me dat ze die hebben op de straten in de stad, waar ze soms naartoe gaat om haar familie te bezoeken. Mijn god, wat ben ik blij dat ik ze nog nooit ergens anders heb gezien dan vanuit mijn koets. Ik kan er rustig op bouwen dat Florent nooit, maar dan ook nooit, zomaar op die gore Franse straten mijn deur open zou trekken. Stel je voor, al die ratten die mijn koets in zouden vliegen! Bovenal macaber, en ook zeer smerig.

Ik klom op de vensterbank om het raam te sluiten. Ik was namelijk zo klein dat ik er niet eens bij kon als ik op mijn tenen ging staan. Ik struikelde over de ruches van mijn onderrok, maar wist mijn evenwicht te bewaren en sprong naar beneden met de schuif nog in mijn handen, zodat het raam dichtging.

'Anastasia?'

Verrast, maar ook geschrokken draaide ik me om en stootte daarbij een bloemenvaas om die in stukjes viel bij mijn voeten.

Daphne, mijn dienstmeid, begon te lachen en legde het linnengoed dat op haar onderarm rustte, op mijn hemelbed.

'Sorry,' piepte ik zachtjes, maar ze wuifde met haar hand, een wild gebaar waardoor de wind naar me toe vloog.

'Ik ruim het zo wel op.'

Daphne was al mijn dienstmeid sinds mijn tiende levensjaar, toen de andere meid stierf aan de pest (die de vliegende ratten overgebracht hadden naar Parijs, verdorie). Zij was toen veertien, net zo oud als ik nu, en daarbij een jongvolwassen vrouw. Toen haar ouders overleden waren kreeg ze de kans dienstmeid te worden bij ons huis, in Parijs, en die kans had ze meteen gegrepen. Nu is ze er nog steeds en ik ben dol op haar.

Normaal ruimde ze alles op wat niet op zijn plek hoorde, omdat ze neurotisch en ook buitengewoon perfectionistisch was. Maar vandaag was ze nerveus en hupte ze van de ene voet op de andere, stopte ze nerveus losse plukken onder haar kapje en bleef ze maar in haar handen wrijven. En toen zei ze wat er waarschijnlijk al zo lang op haar tong lag: 'Je vader wenst je te spreken. Nu.'

Met mijn rokken bijeen in mijn linkerhand, rende ik achter Daphne aan. Ik móest wel rennen, omdat zij zo snel liep en grote passen maakte die mijn benen nooit zouden kunnen bereiken. Zeker niet op blote voeten. Zeker niet met een jurk die eigenlijk veel te lang voor me was (dat had mijn moeder expres gedaan: op die manier hoopte ze dat ik zou leren op hakjes te lopen en niet langer zo onelegant rond hoefde te zwalken).

De schrijfkamer was helemaal aan de andere kant van het huis, aangrenzend bij de bibliotheek. Uit de kamer met het altaar daar tegenover, kwam mijn moeder lopen.

AnastasiaWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu