Uitwerking - opdracht 5 - dewidrogt

86 6 1
                                    

Het was een maandagavond en na urenlang gewerkt te hebben was het eindelijk tijd om naar huis te gaan. Ik was uitgeput en mijn benen waren zo stijf dat elke stap die ik zette pijn deed. Toch moest ik het hele stuk naar huis lopen, aangezien drie dagen geleden mijn fiets gestolen was. En dan kwam

de harde regen er ook nog bij, alsof ik nog niet genoeg ellende aan mijn hoofd had.

Met hangende schouders sjokte ik over straat. Het was zo stil dat ik mijn eigen ademhaling en de wind door de bomen kon horen. De ronde, grote maan leek als een wakend oog op me neer te kijken.

Opeens hoorde ik nog een ander geluid. Het waren voetstappen, die heel langzaam op me af kwamen gelopen.

Paniekerig keek ik om me heen. Ik was nooit bang aangelegd, maar zo 's avonds alleen op straat, kreeg ik altijd maar de kriebels van dit soort geluiden.

Toen ik me omdraaide, zag ik een oude man achter me staan. Hij droeg een lange, zwarte cape en had een grijzige baard. De rimpels in zijn gezicht waren zo diep dat het net littekens leken.

"Kind, ik heb een boodschap voor je," zei de man met een schorre stem.

Ik woog mijn opties af; luisteren naar de man of het op een rennen zetten. Uiteindelijk besloot ik het eerste te doen.

"Wat voor een boodschap?" vroeg ik.

-------

De man zijn ogen doorboorde mijn lichaam. Een koude rilling liep over mijn rug. Zijn ademhaling werd als maar zwaarder.

"Weet je het zeker, kind?'' vroeg hij, terwijl zijn stem nog schorder leek te worden. De manier waarop hij mij noemde, gaf mij kippenvel.

Door zijn woorden begon ik te twijfelen. Weet ik het zeker? Die woorden herhaalde ik telkens weer. Ik haalde diep adem en wilde antwoord geven.

Op het moment dat ik mijn mond open deed bedacht ik me en rende weg. Pijnscheuten schoten door mijn lichaam, maar ik wilde die man nooit meer zien. Ik hoorde hoe zijn voetstappen mij achtervolgde, hoe hij steeds dichterbij kwam.

"Wacht!" riep hij.

Ik draaide mijn hoofd om en keek hoeveel ruimte er tussen ons in zat. Dat had ik beter niet kunnen doen, want toen ik mij weer wilde richten op de weg, liep ik pal tegen een lantaarnpaal.

Een gemeen lachje volgde. De man stond voor me en keek me doordringend aan.

Ik zat onderuit gezakt tegen de lantaarnpaal en keek hem aan.

"Kind, wil je de boodschap horen?" vroeg hij en zijn stem was minder schor dan daarnet. Het leek even of hij een lieve oude man was, maar snel veranderde de blik in zijn ogen.

Ik kon het niet langer meer houden. Ik twijfelde nog, maar ik ging staan en keek diep in zijn koele grijze ogen.

"Ja," zei ik en een kleine glimlach vormde op zijn gezicht. Hij herpakte zich en keek mij mysterieus aan.

"Je kan nu niet meer terug. Vertel het aan iemand, en er zullen vreselijke gevolgen komen..."

Zijn woorden deden mijn haartjes weer overeind doen staan en er liep een koude rilling over mijn rug.

''Vertel het nou maar," zei ik een beetje opdringerig.

"Jij komt met mij mee, en doet alles wat ik zeg," zei hij. Ik slikte hoorbaar.

Hij grijnsde. Ik staarde hem aan. Al snel herpakte hij zich en sleurde mij mee.

Tegenstribbelen had geen zin, aangezien hij best wel sterk was, en ik ook nog heel moe was van mijn werk.

Ik begon aan zijn cape te trekken, maar het enige wat ik terug kreeg was een klap in mijn gezicht.

"Au!" schreeuwde ik. Tranen prikten in mijn ogen.

"Mond houden," snauwde hij.

"Nee," mompelde ik zachtjes, zodat alleen ik had zelf kon horen.

Ik sloot mijn ogen, in de hoop dat als ik ze weer open deed, het gewoon een droom zou zijn. Waarom moest dit mij nou weer overkomen? Zoveel vragen die in mijn hoofd om gingen. Alleen op antwoorden kon ik niet komen.

Ik schrok wakker uit mijn gedachten, door een autodeur die open ging. Ik werd in de auto gegooid, en kreeg een drankje. Ik rook eraan en trok een vies gezicht. "Gatver," mompelde ik.

"Drink het," zei hij streng.

"Wat?" zei ik een beetje bang.

"Je hoorde me wel. Drink het. Anders krijg je klappen." gromde hij. Ja, hij gromde.

Voorzichtig nam ik een slok. Ik werd misselijk en voelde mijn ogen zwaarder worden. Ik probeerde ze open te houden, maar het lukte niet. Het werd langzaam zwart voor mijn ogen.

"En nu ben ik hier," mompel ik zachtjes tegen mezelf.

Ik kijk nog eens goed rond. Ik zit in een container volgens mij, grijze muren en de grond is van beton. Er staat een stoel in de kamer, daar zit ik nu op, vastgebonden. Voor de rest is de kamer leeg.

Ik schiet wakker uit mijn gedachten door krakende scharnieren, en een verschijnt een persoon in de deur opening.

"Ben je er klaar voor?" vraagt hij en ik kan horen dat hij geniet van de woorden die uit zijn mond komen.

"Voor wat?" vraag ik. Ik heb werkelijk geen idee.

Hij lacht gemeen...

Het grote opdrachten boekWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu