Hoofdstuk 1

53 4 10
                                    

Eenhoorns leken nogal op centauren, maar dan anders. Ze hadden het lichaam van een paard, in alle -letterlijk alle- kleuren en maten. Vanaf de schoft hield het paardenlichaam op en ging de vacht van het paard over in schubben, die ongeveer een halve centimeter tot een centimeter groot waren en exact dezelfde kleur hadden als de paardenvacht. De schubben bedekten een vreemd bovenlichaam, dat nog nooit door een (levende) mens is waargenomen. Het was kleiner en slanker dan het bovenlichaam van de mens, maar ook sterker. Je zou het kunnen vergelijken met een ijzersterk kinderlichaam. Maar dan bedekt met schubben. Het hoofd van de eenhoorns was wél even groot als een mensenhoofd, maar ronder, waardoor het veel te groot leek voor de dunne nek en het smalle lichaampje. Eenhoorns hadden puntoren, een klein neusje en dunne lippen. Hun ogen waren minstens drie keer zo groot als een gemiddeld mensenoog en had dan ook een grotere iris en een grotere pupil, waardoor eenhoorns beter konden zien. Elke eenhoorn had unieke ogen. Hun gezicht stond redelijk laag op hun hoofd waardoor ze een abnormaal groot voorhoofd hadden, maar dat viel niet op doordat ellenlange haren hun voorhoofd bedekten. Eenhoornmanen leken op manen van een gewoon paard, alleen waren eenhoornharen nog steviger en veel langer. En natuurlijk, niet te vergeten, had elke eenhoorn een eigen Hoorn, die ontzettend belangrijk was. Ze beschreven hun karakter. Elke Hoorn was uniek in vorm, grootte en kleur en stond op hun voorhoofd, net onder hun haar. Zonder zijn Hoorn kon een eenhoorn niet leven.

Acy* leefde zoals alle eenhoorns in Faay, een kleine rustige streek in Rinâsu. Het was er kleurrijk en de eenhoorns die er leefden waren zorgeloos en goedgezind. Ze leidden een rustig leventje en waren daar tevreden mee, ze verlangden niks meer. Acy was een van de jongste eenhoorns, 86 jaar. Hij had een witte vacht met zilveren streken erdoor en zijn manen en staart leken watervallen van fonkelend sterrenlicht. Zijn schubben glommen in het licht, waardoor het altijd leek alsof hij nat was. Hij had grijze ogen met witte draden die deden denken aan dauw op een spinnenweb. Een paar centimeter boven zijn ogen stond een zilveren Hoorn. Acy had een heel normale Hoorn, een spiraalvorm. Niet groot en niet klein. Daarom zou je kunnen denken dat hij niet zo bijzonder was, maar niets was minder waar. Acy wist het zelf nog niet, maar al gauw zou hij Faay verlaten en als eerste eenhoorn de wijde wereld van Rinâsu intrekken.

*In Rinâsu werd geen onderscheid gemaakt tussen jongens- en meisjesnamen

Eenhoorns hielden van kleur, licht en glinsterende dingen. Faay (zie cover) was dan ook heel bontgekleurd. Op zich kon je niet meteen zien dat het een dorpje was, eerder een bos. Geen alledaags bos natuurlijk. De bomen stonden allemaal minstens 10 meter van elkaar. Van bovenaf leken het normale bomen, maar wanneer je in Faay stond en naar boven keek, leek het alsof je in een paradijs zat. De bomen waren versierd met slingers en glitters. De onderste bladerenlaag was bij elke boom gekleurd, iedere boom had zijn eigen kleur. Op de grond lag een tapijt van felgroen mos en overal stonden witte klokjes. Elke eenhoorn kreeg een eigen boom bij zijn geboorte. Dus hoe ouder en groter een boom, hoe ouder de eenhoorn die erin woonde. De bomen hadden gigantische wortels die een soort van poort vormden naar een lange verlichte tunnel, die naar het hart van de boom leidt. Binnenin de boom was het altijd verlicht. Eenhoorns hielden niet van de nacht of van het donker. 's Nachts gingen ze allemaal naar binnen, waar er niet zoveel verschillende kleuren zijn. Vooral bruin, oranje en geel. Eenhoorns hadden geen slaap nodig, hoewel ze het wel een aangenaam gevoel vonden om te slapen.

Acy's boom was nog niet zo heel groot aangezien hij nog niet zo oud was. Zijn buurman Flenn daarentegen had een gigantische boom. Flenn was 1053 jaar oud. Eenhoorns worden over het algemeen zo'n 2000 jaar. Maar Acy zag het niet zitten om nog meer dan 1900 jaar in Faay te blijven. Hij verlangde, als enige eenhoorn, om Rinâsu te verkennen en andere wezens te ontmoeten, iets wat ongebruikelijk was. De Nâs had het zo gewild dat elke soort zijn eigen leefgebied had en onder elkaar bleef wonen. Dat was al duizenden millennia gebruikelijk voor de wezens in Rinâsu, niemand had deze regeling ooit in twijfel gesteld, ook al was het niet verboden om te vertrekken. Acy had zijn gedachten lang geleden al voorgelegd** aan Flenn, maar die laatste, die al zijn 1053 levensjaren in Faay had doorgebracht, keurde Acy's dromen af. Dat was al zo'n 20 jaar geleden en sindsdien hadden ze er geen woorden meer over gewisseld.

RinâsuWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu