"Wij hebben al gewonnen." zei ik. "O, maar ik houd je toch ook niet tegen." zei hij. Toen ik weg wilde lopen pakte hij mijn arm trok me terug totdat mijn rug op zijn borst rustte, zette zijn zwaard op mijn keel en fluisterde: "Dit spel is nog niet gespeeld." Ik rukte me los, keek om met een ik-krijg-je-nog-wel-want-ik-ben-de-dochter-van-Athena-blik en liep weg.
Toen ik terug liep naar mijn gebouw zaten mijn broers en zussen met hun neus in de boeken want de examen weken waren weer begonnen, maar niet voor mij. Ik ben 5de jaars en in het 7de jaar hoef je pas examen te doen. Ik liep naar mijn kamer toe, trok mijn harnas uit en zette mijn zwaard op de grond. "Hallo?" hoorde ik toen er op mijn deur werd geklopt. "Kom maar binnen." zei ik. Ik had de stem niet herkend maar toen hij naar binnen kwam wist ik het meteen: Percy. "Wat moet je zeewierkop?" vroeg ik. "Ik wilde.. Wacht, zeewierkop?" "Ja dat is je nieuwe bijnaam." zei ik. "Uhm, oke. Wat ik wou zeggen is dat het me spijt, normaal ben ik helemaal niet zo." "Tuurlijk! Omdat meneer is herkend door een van de Grote drie denkt hij tegen mij te kunnen zeggen dat het een vergissing is?" zei ik zo arrogant mogelijk, ik bedoel eerst iemand bijna vermoorden en daarna zeggen dat het allemaal een vergissing was? Tuurlijk! "Ja echt, ik meen het!" zei hij. "Dag zeewierkop! DAAR is de deur!" zei ik. "Maar ik wilde..." "HELEMAAL NIKS!" Betreurd liep hij naar de deur. Daar keek hij nog één keer achterom en trok de deur achter zich dicht. Ik wachtte totdat zijn voetstappen waren verdwenen en plofte daarna op mijn bed.