Luister tijdens het verhaal snel dit liedje, dit is het liedje wat ik verwerkt heb in dit hoofdstuk :D
thnx =)
https://www.youtube.com/watch?v=xfTdgRVlTCc
----------------------------------
Ik was zo boos en verward op alles in mijn nieuwe leventje. Het was maar weer tijd om naar huis te gaan en een van mijn eenzaam-in-mijn-kamer-opsluit-sessies in te lassen. Ik liep met grote passen naar huis al had ik geen flauw idee of ik nu eigenlijk dichter naar huis of verder van liep. Ik kende de stad nog niet en eigenlijk had ik ook gewoon moeten wachten op Edwin en samen met hem naar huis moeten lopen. Maar helaas - er was nu geen weg meer terug. Voor geen goud dat ik nu terug kon lopen naar de school zonder weer tientallen keren te verdwalen.
Het zonnige weer werd mistroziger en paste zich aan aan mijn humeur, ik was in gedachten verdronken tot... Tot ik iets hoorde.
Het waren griezelige geluidjes, van die geluidjes in horror films die me waarschuwden dat ik weg moest kijken. In horror films deed ik dat dan ook maar in het echte leven?
Ik keek verwoed om me heen, draaide een rondje op mijn as.
En toen zag ik het.
Ik zag een winkeltje door een steegje. Het schemerde. De winkelstraat aan het einde van de steeg – bij de bron van het geluid – werd maar verlicht door één lantaarnpaal, de rest waren schijnbaar allemaal kapot.
Ik rechtte mijn rug en probeerde me niets aan te trekken van de geluiden, tot er een stem klonk, bijpassend aan het melodietje.
‘Ring around the rosies…’ Het was een kinderstem, van een meisje. Onbewust linkte ik dat geluid aan het zingen van mijn kleine, dode zusje.
Een gevoel van rouw en verdriet nestelde zich diep in mijn borstkas. Ik wilde naar haar toe want ondanks de angst voelde ik ook een rare mengeling met lokking. Ik wilde daar heen, het zingen van het meisje leek hetzelfde effect te hebben als een sirene - je kon het niet negeren, of je nu wilde of niet.
Ik deed een stap richting de steeg. De stem van het kleine meisje echode door de steeg en bleef in mijn hoofd zitten.
‘Pocketfull of rosies…’ Ging het meisje verder. Mijn voeten schoven naar voren. Het steegje zag er donker en onheilspellend uit maar ik werd gelokt door de stem en het idee dat ik het liedje ergens van kende. Het verdreef mijn woede over Simon en mijn verwarring over die Benjamin. Ik liep verder. Het steegje was smal en als ik mijn armen spreidden kon ik de muren aanraken. De stenen van de grond waren nat en maakten plons geluidjes als ik erover heen liep. En dat terwijl het vandaag niet eens had geregend. Het was heerlijk weer geweest!
Maar niet hier. Een koele wind streek op en koelde mijn verhitte huid.
Opeens hoorde ik iets achter me, voetstappen of misschien stemmen. Ik begon sneller te lopen. Plons plons plons
Mijn voeten snelde door de plassen water en lieten mijn hart nog sneller kloppen.
‘Ashes, ashes…’
Ik versteende en zakte door mijn knieën, zoals altijd wanneer ik doodsbang werd.
De waanbeelden, de beelden waar ik van af dacht te zijn kwamen weer tevoorschijn. Als schimmen kwamen ze tevoorschijn uit de schaduwen. Maar dit keer was het anders. Het was een terugblik. Ik zag flitsen van de dag dat mijn wereld verwoest werd. Ik zag een flits van het gezicht van de Benjamin die ik kende van die dag. Hij zag er precies hetzelfde uit als de Benjamin bij mij op school, alleen dan had deze Benjamin zwarte ogen, zoals een demon. Ik zat gevangen in mijn herinneringen en ik slaakte een gil. Die gil was onheilspellend en weerkaatste door de muren. Het kwam terug als een mokerslag en mijn trommelvliezen trilden.
De flits van Benjamin verdween en ik zag alle mensen van mijn dorp verbranden, vergaan tot as. Daarna zag ik de grond wegsmelten en mensen om laag vallen.
‘…we all fall down.’
Met een schok kwam ik terug in het steegje. Ik sprong overeind en rende de steeg verder door. Ik rende weg voor de schaduwen en mijn herinneringen.
Bloed sijpelde langs de muren en ik sloeg er tegen. ‘Nee! Ga weg! Ik heb jullie niet meer! Ik ben af van mijn waanbeelden!’ Ik sloeg in paniek tegen de stenen muren van het steegje voor de schimmen me bijna inhaalden en ik verder rende.
De winkelstraat kwam in zicht en toen zag ik waar de winkelstraat verlicht door werd. Het was een klein lantaarntje met een kaarsje erin, vastgemaakt aan de muur naast de opening van een oud uitziend winkeltje.
In de etalage stonden antieke spullen, zoals een gouden draaitelefoon, zo eentje die mijn grootouders hadden gehad, oude borden met goud en zilver, juwelen met robijnen…
De muziek was nu extra hard en de bron van het geluid was het winkeltje. Het melodietje was verandert en klonk als een klokkenspel – zuiver en hoog.
Het was een kinderliedje herinnerde ik me weer.
‘Ashes, ashes, we all fall down.’
Ik rilde en probeerde tot bedaren te komen. Het werd steeds donkerder en het zou niet lang meer duren voor ik geen hand voor ogen meer zag. Stomme lantaarnpalen ook!
Ik keek weer naar de etalage van het winkeltje. Er stond nu ook een kleine lantaarnlamp, zo’n zelfde als aan de muur hing. Die had ik nodig want ik kon hier amper wat zien. Ik zag alleen de schimmen die me bijna in het nauw dreven.
Zonder na te denken stapte ik bijna de winkel in toen…
‘Christina?’
Ik draaide me meteen om, helemaal in de aanvalshouding maar ik werd verrast door mijn vader.
Hij had witte kleding aan en zijn gezicht stond verward. ‘Wat doe jij hier?’
Ik beet op mijn lip. ‘Ik…’
Maar hij zag het al. Hij zag mijn wijd opengesperde ogen en grote pupillen, hij rook het angstzweet en zag mijn verstrooide uiterlijk. ‘Je hebt een terugval gehad.’
Ik boog mijn hoofd in schaamte. ‘Het valt wel mee.’
Nu mijn vader er was, was het geluid weggestorven en was het doodstil in het steegje. Het vuur bij het winkeltje doofde en één lantaarnpaal sprong aan.
Ik had het me allemaal verbeeld.
Weer een waanbeeld.
‘Sorry.’ Mijn stem trilde en ik stortte me in zijn armen. ‘Sorry dat ik je teleurstel! Ik dacht echt dat het weg was!’
Hij aaide over mijn haren. ‘Het maakt niet uit, liefje. Je stelt me echt niet teleur. Je gaat gewoon weer naar de psycholoog, oké?’ Hij trok me weg bij het winkeltje. Alles was verdwenen en het was stil. Ik liet me door mijn vader naar huis brengen, ik was te verstrooid om stil te staan bij de belangrijke vraag: Wat deed mijn vader in het steegje?