Saved

41 3 0
                                    

Ik voelde dat ik op geheven werd door twee gespierde armen. Ik was nog te suf om mijn ogen open te doen. Ik hoorde hoe een auto deur werd opengemaakt. Hij legde me op de achterbank en bedekte me met een of ander deken. Hij sloot de deur weer en stapte aan de bestuurderskant in. Ze wilden me toch niet meenemen? Ik deed mijn ogen open en bekeek het luxueuze interieur van de auto. Ik kon niet zien welk automerk het was. Ik kon in de achteruitkijkspiegel enkel het haar van mijn ontvoerder zien. Hij keek net in de spiegel om me te bekijken. Hij had prachtige groene ogen. Ik keek zo snel als ik kon weg van de spiegel.
'Je hoeft niet bang te zijn.' Zei hij geruststellend. 'Ik breng je alleen maar naar huis.'
Hoe kon hij in godsnaam weten waar ik woonde? Mijn gedachten hadden een tweestrijd hij was knap. Niet zomaar knap. Hij was goddelijk knap. Maar aan de andere kant leek hij te mysterieus. Waarom zou hij me meenemen in zijn auto? Nieuwsgierig als ik ben besloot ik hem ernaar te vragen, maar mijn stem viel weg. Enkel een vreemd geluidje kwam uit mijn keel. Mijn hoofd barstte van de hoofdpijn. Snel greep ik met mijn hand naar mijn hoofd. Ik dronk wel meer en had dus vaak een kater, maar dit was niets vergeleken met een kater.
'Probeer te rusten' zei hij bezorgd. Ik keek opnieuw in de spiegel en zag zijn ogen. Deze keer keek ik niet weg. Hoe langer ik keek, hoe warmer ik het kreeg. Mijn hoofdpijn was niet meer belangrijk. Ik moest vragen wie hij was.
'Wie... wie ben... je?' zei ik stotterend.
'Niemand. Morgen herinner je me toch niet meer.' Hij had een teleurgestelde toon.
'Waarom... waarom zou ik iemand als jou niet herinneren?' Het floepte er zo uit. Ik hoopte maar dat hij het niet verkeerd zou opvatten.
'Dat zeg je nou elke keer' zei hij een beetje vrolijker. Wat bedoelde hij? Had ik hem al eerder ontmoet? Ik zou me hem toch moeten herinneren. Die ogen, ze waren onmogelijk te vergeten. Hij keek weg van de achteruitkijkspiegel en de vreselijke hoofdpijn kwam weer op. Ik draaide me om en keek door het dakraam. Miljoenen sterren bedekten de donkere hemel. Het had een perfecte avond moeten worden. Ik mocht niet bedenken wat er gebeurd zou zijn als deze niemand me niet had gered. Had hij me wel gered? Was hij op tijd geweest? Alsof hij mijn gedachten kon lezen, zei hij:
'Ik heb ze verjaagd, die jongens. Wees gerust ze hebben je niks gedaan. Dat zou ik toch niet toegelaten hebben.'
Hij had me dus toch gered. Maar waarom? Hij kende me toch niet. Toch was ik hem dankbaar. Ik zou niet hebben kunnen leven met de gedachte dat ik zo mijn maagdelijkheid zou verliezen.
Hij stopte en legde de motor stil. Hij zuchte diep en stapte uit. Hij opende het portier aan mijn kant en droeg me op zijn armen uit de auto. Ik begon weer slaperig te worden. Mijn ogen werden zwaar en vielen langzaam dicht. Ik kon nog net zien dat hij me naar huis had gebracht. Hoe kon hij weten dat ik hier woonde. Een zware deur werd opengedaan en ik hoorde gesnik.
'Breng haar naar boven' hoorde ik de vrouw zeggen. Was dat niet mijn moeders stem?
'Dit kan zo niet meer Angelique. Haar dingen laten vergeten is zwaar voor haar. Ik kan dit niet blijven doen. Je moet een veiligere plek zoeken. Hier kan ze niet meer blijven' zei mijn redder verantwoordelijk.
'Ik weet het, ik weet het. Ik breng haar zo snel mogelijk ergens anders heen. Ik weet alleen niet meer waar ze veilig is.' Waar hadden ze het in hemelsnaam over? Waarom zou ik hier weg moeten? Ik leef hier al heel mijn leven. Mijn redder liep de trap op en wist precies waar mijn kamer was. Hij legde me op mijn bed en bedekte me met een deken. Ik hoorde de vrouw op de achtergrond nog altijd snikken.
'Je weet waar je haar moet brengen. Bij mij is ze veilig.'
Mijn hoofd deed te veel pijn om nog te luisteren. Voor de tweede keer die avond verdween alles rondom me.

The choiceWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu