Hoofdstuk 2

144 17 11
                                    

Duizenden ogen kijken naar me. Ik sta wat ongemakkelijk op het podium die op het plein is geplaatst. Wanneer ze dit podium hebben opgesteld weet ik niet want gisteren stond dit er nog niet. Op het plein zie ik alleen maar hoofden van mensen uit mijn dorp. Ze kijken allemaal naar me. Maar het gekste vind ik nog dat ze juichen. Alsof ze het leuk vinden dat ik waarschijnlijk voor de rest van mijn leven in een krot van een paleis moet wonen. Maar dat zal sowieso niet gebeuren want ik ga ervoor zorgen dat "zijne hoogheid huppeldepup Kaj" een hekel aan me krijgt. Een vinger port in mijn rug. Ik draai me om en kijk in de ogen van de burgemeester.

"Wat is je naam weer jongeman?"

"Roy van Drunen."

"O ja, Roy. Ik spreek eerst mijn burgers wat toe en dan laat ik jou wat aan het woord als je wilt."

Hij praat over mij en mijn buren alsof we hamburgers zijn. Lekker is dat.

"Nee ik zou niet weten wat te zeggen."

"Oke."

Hij okt me. De burgemeester loopt naar voor en neemt een microfoon beet. Hij schraapt zijn keel.

"Burgers van Zalea. Ik vind het een eer om vandaag hier te kunnen staan en u de kandidate van mijn dorp te showen."

Opnieuw. Ik ben geen hamburger. En een "kandidate" ben ik al helemaal niet, ik ben geen vrouw. De burgemeester wuift naar me alsof ik 1000 meter van hem weg sta. Ik negeer hem compleet.

"Laat ik maar van mijn plaats gaan en afscheid nemen van deze prachtige schoonheid die het geluk heeft om tijd door te brengen met prins Kaj."

Ik gooi hem van het podium af hoor.

"Vaarwel Toy van Bunen!"

Als ik geen stoofpot was, was ik al direct ontploft en hem verbrand met m'n kokend heet water. Het publiek juicht alsof hun leven ervan af hing. Ik weet niet wat me overkomt. Zien ze nu echt niet hoe stom het is om dit me te maken. Ik heb er echt geen zin meer in. Nooit gehad zelf. De burgemeester loopt op me af en schud me de hand. Zijn handen voelen vettig aan. Hij heeft vast hamburgers gegeten. Ik moest glimlachen om mijn eigen grap. De burgemeester kijkt me verbaasd aan alsof ik gek ben geworden.

"Je moet me zeker schrijven he Roy." Zegt mijn oudere broer Jeffrey terwijl hij me een knuffel geeft.

"Tuurlijk doe ik dat, ik schrijf jullie allemaal." En ik kijk in ieders gezicht die afscheid van me neemt. Mijn moeder, broer, oma, tantes en ooms. Gewoon heel mijn familie neemt afscheid van me alsof ze me nooit meer terug zullen zien. Ik doe er nog best luchtig over omdat ik gewoon zeker weet dat ik deze week nog naar huis word gestuurd.

Ik word en auto ingeduwd door de bewaking en vertrekt met hoge snelheid naar het vliegveld. Eerlijk gezegd ben ik best bang voor de rit. Straks zijn de piloten op een of andere manier dronken en laten ze het vliegtuig vliegen. O wacht dat doet een vliegtuig ook. Nee ze laten hem juist insorten. Dan hoef ik gelukkig niet eens Kaj te zien. Maar dan zie ik mijn familie ook nooit meer terug. Ik zet de gedachte meteen uit mijn hoofd en kijk uit het raam. Nooit ben ik verder geweest dan mijn eigen dorp. Nog nooit heb ik iets van de wereld buiten mijn dorp gezien. Het is raar om zo'n nieuwe omgeving te bekkenen.


De auto vertraagd en ik stap uit de auto. We zijn er. Ik hoor een andere auto aankomen die ook naast de auto waar ik in zat parkeert. Er stapt een meisje uit. Ze loopt op me af en schud me de hand.

"Hoi ik ben Erika!" Zegt ze vrolijk. Het zou met niet verwonderen als ze opeens in de lucht vliegt want ze springt zowat van vrolijkheid.

"Ik ben Roy."

"Oh jaa, ik herken je inderdaad. Toen ze je naam afriepen op de Uitgekozenen-Verkiezing vond ik je er al meteen leuk uitzien!"

"Bedankt, denk ik."

Ons gesprek werd beëindigd door bewakers die ons naar de ingang van het vliegveld leiden. We werden al meteen het vliegtuig ingebracht. Ik zet me neer in een stoel en maak me klaar voor de vlucht. Erika komt naast me zitten.

"Hoi hier ben ik weer!"

"Hoi."

"Mag ik je wat vragen?"

Ik draai me om en kijk naar haar. "Ja, kom maar op."

"Welke kaste ben je?"

"D."

"Oh, ik ben een C." Zegt Erika alsof het niets is. "Maar wat vind jij eigenlijk van prins Kaj?"

"Wat bedoel je?"

"Vind je hem leuk?"

Mijn mond valt open van verbazing. Denkt ze nu echt dat ik Kaj zou leuk vinden dan? Ik heb hem ten eerste nog nooit gezien in levende lijve en ik vond hem al van toen ik een kind was arrogant.

"Hij is gewoon een prins zoals hij moet zijn." Zeg ik luchtig. Erika kijkt me aan alsof ik een spook ben.

"Ik weet wel wat jij doet." Zegt ze met een wijsvinger op me gericht. "Jij bent gewoon verliefd op Kaj maar wil het niet laten merken omdat je tegen mij zou moeten strijden."

Wat.

"Ja, ik zie het wel aan je hoor. Maar geen zorgen hoor, hij is mijn smaak niet. Ik val meer op stenen, snap je?"

Nee ik snap het helemaal niet.

"Ik ben echt niet verliefd op Kaj hoor. Ik ken hem niet eens."

"Jaja." Zegt Erika met een hoge stem.

Ik draai me weer om en kijk uit het raampje. Ik schrok dat we al in de lucht zijn. En de 3e kandidate dan? Er zijn normaal 3 kandidates uit mijn provincie die met dit vliegtuig mee reizen. Heb ik hem/haar dan gemist? Ik denk er niet meer aan en kijk uit het raam.


AlltheseSelectieWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu