Hoofdstuk 2
Haar hoofd bonkte van de hoofdpijn, haar mond was kurkdroog en al haar spieren deden pijn. Ze bibberde van de kou en trok de deken waar ze onder lag nog strakker om haar heen. Ze probeerde zich te herinneren waar ze was, en waarom alles pijn deed. Toen schoot alles haar weer te binnen, hoe ze haar eigen dorp ontvlucht was gisteravond. Toch kwam het vertrek waar ze lag haar niet bekend voor. Ze lag op de grond op een dun stromatrasje onder een wollendeken die naar mest stonk. De muren waren van verrot hout en de vloer van beton. Even was ze bang dat de hartelozen haar gegrepen hadden, maar als dat zo was moest ze nu in een kamp zijn. Maar haar deur stond open en de kamer was niet gevuld met camera's en andere technologie. Dus moest ze ergens anders zijn. Ze duwde zichzelf omhoog zodat ze met haar rug tegen de muur aanzat. Door deze beweging werd haar hoofdpijn alleen maar erger en al haar spieren protesteerden. Door het kleine raampje boven in de muur kwam een straal licht binnen, het was dus dag. Ze hoorde de rivier goed stromen, ze was nog bij de rivier in de buurt. Zo ver weg van huis was ze dus niet. Ze moest verder, anders kwamen de hartelozen haar halen voordat ze bij James kon komen. In de hoek van de kamer was een eikenhouten deur die op een kiertje open stond. Ze kon niet zien wat daar achter was. Ze zocht steun bij de muur en stond op. Ze schuifelde langs de muur heen naar de deur. Ze greep de deurklink vast en trok de deur verder open. Achter de deur van een donkere gang, ze schuifelde verder langs de muren tot ze bij een donkerrode deur kwam, ze probeerde de klink en deze gaf mee.
Ze kwam uit in een eetkamer, er stonden verzakte houten stoelen en een houten eettafel. Om de tafel zaten een man en een vrouw. De man was verschrikkelijk dun, had verscheurde kleren aan en dikke wallen onder zijn ogen. Zijn haar was onlangs nog geschoren, dat kon je zien aan de korstjes op zijn hoofd. Waarschijnlijk was zijn vrouw niet zo'n goede kapper. De vrouw was dik, maar ze was vroeger dikker geweest want haar kleren hingen haar om het lijf. Haar haar was vlassig en vol met klitten. Het was op haar hoofd gebonden met een elastiek. Samen gaven ze een arme indruk. Ze kwam erachter dat ze al die tijd al naar ze aan het staren was, ze vond het leuk om mensen te onderzoeken op hun uiterlijk. Te kijken wat ze over hun te weten kon komen. Ze deed dit altijd, zo kon ze zien met wat voor mensen ze te maken had. De vrouw kuchte twee keer om haar aandacht te krijgen. Rose keek op en keek de vrouw in de ogen. 'Wie zijn jullie, en waarom ben ik hier?' Vroeg Rose. 'We vonden je in het bos, je was helemaal nat en koud. Je had overal bloed en brandwonden op je vingers. We hebben je wonden verzorgd, je gewassen en in bed gelegd. We vonden je toen we hout aan het sprokkellen waren voor in de haard, we deden dit 's nachts omdat het eigenlijk verboden is om hout uit het bos te halen.' Vertelde de vrouw met een bezorgde stem. Ze zouden wel denken, wat deed een meisje van 15 zo laat nog in het bos. En ook nog wel onder de wonden en helemaal nat. 'Dankjewel, mijn dorp is gisteravond aangevallen door de hartelozen, ik zoek mijn familie en mijn vriendje James. Ik moet weer verder, jullie moeten hier ook weg! De hartelozen komen vandaag iedereen uit ons dorp en de vluchtelingen ophalen en vervoeren. Kom met mij mee!' Zei Rose. Ze moest hier weg, ze moest James vinden en uit de handen van de hartelozen blijven. 'Wij gaan hier niet weg' zei de man, hij had tot nu toe nog niks gezegd. Hij klonk erg vastberaden, ze wou geen tijd gaan verspillen aan vreemde mensen helpen. 'Oke, maar ik ga wel en je kan me niet tegenhouden!' De vrouw knikte instemmend. 'Laat ons dan tenminste je eten en kleren meegeven en vertel ons waarom het dorp is aangevallen, wat hebben jullie gedaan dat de Hartelozen zo boos heeft gemaakt?' Rose was geschokt door deze vraag. Normale mensen uit deze omgeving waren niet zo van het vragen stellen, meer van het nieuwsgierig toe kijken achter de gordijnen. 'Onze productie liep niet meer zoals het moest lopen, we produceerden simpel genoeg niet meer genoeg op onze boerderijen en er werd te weinig textiel bewerkt in onze fabrieken.' Rose herinnerde de stressvolle tijden waarin iedereen dag en nacht doorwerkte om de gevraagde getallen op te leveren. Alleen de goed werkende dorpen mochten blijven bestaan, alleen de mensen die echt hard werkten mochten een vrij leven blijven leven, wat je vrij noemde. Maar ook haar dorp had gefaald en nu moesten zij ook naar de werkkampen.
2 uur later was ze weer op pad, het huis van de man en de vrouw was maar 300 meter van de plek waar ze het water uit kwam. Ze had een versleten groene rugzak op haar rug gevuld met wat appels, oud brood en een flesje water. Ze droeg een afgescheurde spijkerbroek van de man waarvan de pijpen tot haar dijen waren opgerold en daarop een groen overhemd van de vrouw. Ze moest vandaag flink doorstappen. Ze moest het bos door naar de heuvels. Ze liep door het bos, sprong over omgevallen bomen en at onderweg een van de appels die de vrouw haar had meegegeven. Na een tijdje lopen kwam ze bij een klein vijvertje aan, ze vond dat ze wel een pauze verdient had. Ze keek naar haar eigen spiegelbeeld in het water. Haar hazelbruine ogen keken moe terug. Haar zwarte haar hing in lange plukken over haar schouders heen en haar sproeten waren weer tevoorschijngekomen. Haar gezicht zat onder de modder, maar ze bezat nog steeds haar natuurlijke schoonheid. Veel meisjes in het dorp waren jaloers op haar uiterlijk en haar figuur. Ze was slank en kon eten wat ze wilde zonder aantekomen. Haar gezicht was verwilderd door het vele buitenzijn, maar toch nog zacht. Haar zwarte haar kwam tot onder haar middel en glansde mooi in de zon. Rose had dit zelf niet door, en ze gaf ook weinig om haar uiterlijk. Ze deed de te kleine sandalen uit die ze ook gekregen had van de vrouw en dompelde haar voeten in het koele water. Dat voelde fijn, ze haalde het verband van haar verbrande vingers af en dompelde ze ook onder in het verkoelde water. Het water voelde zo lekker koel op haar huid dat ze zich helemaal uitklede en zich in het water liet zakken. Ze waste het vuil van haar huis met wat mos dat aan de oever groeide. Ze nam een hap lucht en ging helemaal onderwater. Onderwater was het zo stil en rustig dat ze alleen haar eigen harstlag hoorde. Het was daar zo fijn dat ze niet meer terug wilde, maar ze moest naar boven om weer adem te halen. Ze zwom weer naar boven en liet zich op het water drijven. Ze liet het water haar blote huid reinigen, ze wilde hier nooit meer weg. Maar ze moest James vinden en de hartelozen voorblijven. Toen hoorde ze geritsel uit het bos komen. Ze schrok op en bracht haar naakte lichaam onderwater. Zelfs in situaties zoals deze bleef ze preuts. Ze draaide haar hoofd naar de plek waar ze dacht dat het geluid vandaan was gekomen. Daar tussen de bomen stond een hert, nog niet helemaal volgroeid. Het hert keek haar wantrouwend aan en nam nog een stapje naar voren. Net toen Rose dacht dat ze het vertrouwen van het hert had gewonnen sprong het snel het bos weer in. Rose keek om zich heen, het hert moest ergens van geschrokken zijn. Was er een harteloze in het bos? Werd ze nog steeds achtervolgd? De hartelozen waren rond 12 uur 's middags het dorp gaan onderzoeken, dat doen ze altijd. Daarna zouden ze alle boerderijen en huizen om het dorp doorzoeken en de mensen gevangennemen. Daarna zouden ze de bossen en de heuvels uitkammen. Als ze dat deden zouden ze de haar en de boerderij van James vinden. Ze keek naar de zon en schatte dat het 2 uur was. Ze zouden nu wel gaan beginnen aan het doorzoeken van de boerderijen en de huizen die om het dorp heenstonden. Ze was al diep het bos in dus had ze een grote voorsprong. Ze moest deze voorsprong wel behouden. Ze stapte uit het water en deed haar kleren weer aan. Ze kamde haar zwarte haren door met haar vingers en stapte in de sandalen. En ze liep weer verder het bos in.
Na uren lopen zaten haar voeten onder de blaren en had ze dorst want haar waterfles was al op. Ze had het gevoel dat ze de hele tijd rondjes liep. Ze wou de moed net opgeven tot ze een lichtje zag. Ze rende er naar toe en ze zag dat het lichtje van een huis kwam. Het was een klein houthakkershuisje en er brande licht achter de kleine raampjes. Er was dus iemand thuis. Zouden de bewoners bij de mensen horen of tot de hartelozen? Ze zocht naar tekens, toen zag ze de vlag van de mensheid heel klein op de deur zitten. Ze waren dus mensen! Ze liep naar de deur en klingelde de koebel die aan een touwtje aan de muur hing. Ze hoorde gestommel in het huisje en de deur vloog open. In de deuropening stond een oude vrouw met een oud jachtgeweer in haar handen. Haar grijze haren waren vet. Haar kleren waren vuil van de modder en schoenen had ze niet aan. Haar gezicht was verweerd door de kou en haar tanden stonden scheef in haar mond. Haar familie was dus ook al voor de oorlog arm geweest, anders had ze wel een beugel gehad. Ze richte het geweer op Rose. 'Wat moet je?' Snauwde de oude vrouw. 'Ik ben op de vlucht voor de hartelozen, ze hebben mijn dorp geplundert. Ik zoek onderdak voor vanavond. Asjeblieft ik vraag maar om een kleine gunst!' De vrouw keek haar wantrouwend aan. 'Je komt niet binnen, slapen mag je in de houtschuur. Maar verwacht geen eten van me, de oorlog heeft alles onbetaalbaar gemaakt. En ik wil niks meer van je horen, als die hartelozen je in mijn schuur vinden krijg ik problemen.' Toen gooide ze de deur weer met een klap dicht. Rose keek om zich heen en zag de houtschuur waar de vrouw over had gepraat. Ze liep ernaartoe en kreeg met moeite de deur open. Eenmaal binnen rook het erg muf, overal was hout opgestapeld en er lag een paardendeken op de grond. Ze rolde zich in de paardendeken en ging liggen achter een grote stapelhout. Die avond droomde ze over haar familie en waar ze zouden zijn.

JE LEEST
Hartelozen
FantasíaStel er zijn mensen, mensen die eigenlijk geen mensen zijn. Mensen met bovennatuurlijke krachten, wat zou er dan gebeuren? De Harteloze in Lostict hebben misbruik gemaakt van hun krachten, ze onderdrukken de mensen en regeren de wereld met geweld. R...