Hoofdstuk 11

235 21 10
                                    

'Desy, Desy, Desy!' hoorde ik een stem roepen. Waarschijnlijk hadden ze me in verdoving gehouden toen ik teruggevoerd werd naar het Capitool. Ik deed m'n ogen open, maar ik was niet in de spierwitte ruimtes die we in het Capitool hadden.  Ik was in een donkere ruimte, er waren een paar lampen maar geen buitenlicht. Dat zou betekenen dat ik er was... Ik was eindelijk weer terug. Ik schrok omhoog. 'Ik mag hier niet zijn! Wat doe ik hier?' Er zat een magere vrouw in de kamer, ik had haar nog nooit gezien. 'Wees blij dat we het luchtschip van het Capitool hebben onderschept, hier ben je een stuk veiliger dan thuis.' De vrouw keek me niet aan en ik kon haar gelaatstrekken ook niet goed zien. 'Breng me terug.' zei ik en stond op, wankelde even, maar vond mijn evenwicht snel. 'Waarom zou ik je terugsturen?' De vrouw stond nu ook op. Ik zag nu pas dat ze een mantel om had. Ze deed hem af en haar haar, was zo wit als de wolken, maar haar gezicht... De helft was verbrand. In een flits zag ik de foto die ik had gezien in de As, toen ik nog met Gale was. 'Jij bent...' Het was even stil. 'Ik ben...' zei de oude vrouw. 'Destiny.' fluisterde ik en de vrouw knikte. Ze deed nog een stap naar voren en ik kon haar gezicht nu goed zien. Ik sloeg mijn hand voor mijn mond en zakte inelkaar op de vloer. 'Nee, nee, nee!' stamelde ik. 'Wat is er Destiny?'  vroeg de oude vrouw. Ze deed een stap naar me toe en ik schoof op de grond van haar weg. 'Dit kan niet.' zei ik met een hoog stemmetje met nog steeds mijn hand voor mijn mond. 'Dit is niet mogelijk.'

'Wat is niet mogelijk?' vroeg ze en deed alsof ze niet wist waar ik het over had. Ze streek haar haar uit haar gezicht achter haar oor. De linkerhelft was verbrand en zag er verschrikkelijk uit, maar de rechterhelft, de helft met rimpels maar daardoor kon je nog goed zien hoe ze er vroeger uit had gezien. 'Vind je me niet mooi?' Ze streek met haar hand over de rechterhelft van haar hoofd en ineens waren de jaren verdwenen. Ze was weer een meisje geworden, ze was mij geworden... 'Wie ben jij?' ik stond vol verbazing toe te kijken. Haar, ik bedoel, mijn gezicht was binnen een paar seconden weer verdwenen en de rimpels trokken terug, maar je kon zien dat ze nog steeds veel op me leek. 'Wie ik ben? Lieverd, vraag aan jezelf wie jij bent en dan weet je wie ik ben.' zei de vrouw en pakte haar mantel op. 'Maar jij kan niet mij zijn? En ik kan niet jou zijn?' Ik was nog steeds in een shock. Er was hier geen reden voor. Hoe kon dit mogelijk zijn? Ik had geen tweelingzus en als ik die had, hoorde die niet even oud te zijn als ik? 'Er is hier geen goed en verklarende reden voor. Ik wil graag nu met Hem spreken.' De baas hier werd Hem genoemd, omdat niemand wist wie hij was. 'Speaking with, my lady...'

Wat? Wacht? Zei ze nou? 'Ik zei met Hem en zover ik heb gecheckt ben ik een vrouw en dus ben jij dat ook.' Ik keerde mijn rug naar haar toe en liep een rondje in de kamer. 'Snap je het dan niet Destiny? Ik ben Hem! Ik hoor allang dood te zijn, als die lieve Snow daarachter komt wordt hij woest.' Nu gierden er zoveel vragen door mijn hoofd dat ik niet wist welke ik het eerste moest stellen. 'Oké, nu even eerlijk Destiny... Wie ben jij? Of liever wie ben ik? Tijdreizen bestaat niet dus je mag hier wel een heel goed verhaal voor hebben...' 

'Er waren twee van ons. In het begin dan. Mensen in het Capitool hadden nooit een tweeling gezien, ze wisten niet wat ze er mee moesten. De technologie was, laat ik zeggen, nog niet zo ver als nu. Ze hadden besloten één van ons in te laten vriezen, dat zou de jongste zijn, omdat de jongsten altijd de meeste fouten maakten, de roekeloze was en wat ze nog meer voor redenen konden verzinnen. Jij werd in een ijskast gedumpt. Ik bleef leven. Jij stopte met groeien en ik groeide veel te snel. Toen ik 15 was, werd ik als leider van de opstand genoemd in District 13. Het Capitool besloot de oorlog te verklaren en onze lieve vader had nu twee van zijn drie kindjes vermoord. Zo is het verhaal ongeveer gegaan.' Ze ging weer zitten. 'Wacht, wie was de derde dan? Als ik aanneem dat jij de eerste was en vermoord werd, ik de tweede die was ingevroren, betekend dat dat ik nog een broertje heb?!' Ik had altijd al een broertje gewild. 'Honey, wil je zeker weten wie jou broertje is?'  

'Dus het is een broertje?!' Ze keek me aan alsof ik gek was. Ze pakte een foto uit de binnenzak van haar mantel. Die dingen werden nu nooit meer gebruikt. Hij was dubbel gevouwt. Ze gaf hem aan me. Er stond een klein jongetje op, hij had een lang gezicht en een wat grote neus, maar het enige waar ik naar kon kijken was zijn ogen. Die helderblauwe ogen met dat spierwitte haar. Ik vouwde de foto open. Naast hem stond ik. De kleine ik, maar ik wist dat het Destiny was en niet ik, maar zo had ik kunnen zijn toen ik klein was. Ik keek van de foto op en keek recht in haar ogen. Zo groen als het gras en de bladeren aan de bomen. Zo groen als die van mij. 'Dit ben jij...' zei ik zonder mijn blik af te wenden. '... met President Snow?' Er viel een traan over mijn wang en er kwam een klein woordje uit haar mond wat ik nog net kon verstaan. 'Ja.'

Destiny Snow - the Hunger Games Fan Fic -Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu