hoofdstuk 6

489 11 3
                                    

Ik keek nieuwsgierig om me heen. Wat was het hier eigenlijk mooi, de mensen uit het Capitool wisten niet wat ze misten. Volgens mij wist de helft neit eens hoe een boom eruit zag, doordat de spelen werden gehouden hadden sommige mensen er een idee van, maar als je ze vroeg waar appels vandaan kwamen gaven ze als antwoord dat ze uit de grond kwamen, geen idee dat ze aan een boom groeiden. Ik moest een mes in handen zien te krijgen anders kon ik nooit overleven. Ik liep nog steeds op die verschrikkelijke laarzen van het Capitool. Ik kon net zo goed staan schreeuwen, ik zou alle dieren wegjagen. Ik schopte ze uit en gooide ze weg, hier had ik er toch niet zoveel aan. Ze konden me ook niet in de bewoonde wereld afzetten die apen, ze wilden het liefst niet in District 12 zijn. Het voelde eerst vreemd om op blote voeten te lopen, maar het wende wel. Dit was absoluut anders dan een simulator. Ook al leek het op elkaar, ik wist dat dit echt was. Dat ik nu voor mezelf moest zorgen. Ik moest snel onderdak zoeken anders kon ik het wel schudden. Even had ik het gevoel dat leven hier wel op leven in de arena leek. Toen zag ik het. Een eekhoorn, opgehangen aan een boom. Ik klom erin en haalde hem eraf. Degene die deze knopen had gelegd had er verstand van, want deze leerde ik pas later in de les. Terwijl ik weer naar beneden klom en het beest goed bekeek wist ik dat ik hier misschien een goede maaltijd van kon maken. Ze hadden me echt beter moeten leren jagen in het Capitool, want ik kon mezelf hier totaal niet redden. Ik wist niet eens hoe ik dit beest moest villen. Lekker dan. Ik liep verder door het bos met het beest over mijn schouder. Terwijl ik verder liep zat ik me te bedenken hoe ik het beest moest villen toen ik weer een val tegenkwam, nu met een konijn erin. Behendig haalde ik hem eruit en gooide hem ook over mijn schouder. Hier kon ik wel een paar dagen van eten! Ik kwam geen verdere vallen tegen en ik bedacht me dat ik maar weg moest zijn, want degene die ze gezet had zou wel niet zo blij zijn. Ik liep verder en had het gevoel alsof ik bekeken werd. Toch moest ik doorlopen. 'Leg dat neer.' hoorde ik iemand in mijn nek hijgen. Ik voelde iets scherps tegen mijn keel aangedrukt. 'Sorry.' zei ik en liet ze los. Geen seconde later pakte ik zijn arm vast en draaide hem zodat hij het mes losliet. Ik schopte hem tegen zijn buik zodat hij achterover op zijn rug viel. Ik raapte snel het mes op en stond met mijn voet op zijn borstkas en met het mes tegen zijn keel. Pas toen zag ik hem. Zijn mooie ogen, zijn donkerbruine haar en zijn mooie gezicht. 'Wat doe je hier?' vroeg ik hem. Focus Destiny, focus, zei ik tegen mezelf. 'Wat ik hier doe?' zei hij met een hoog stemmetje. 'Wat doe jij hier?' zei hij terwijl hij opstond. Alsof hij wist dat ik hem niets deed. 'Jij komt hier zo te zien niet vandaan en ik ken je ergens van.' zei hij en hield zijn handen omhoog. Ik zuchtte, hij had gelijk. Ik liet mijn mes zakken. 'En nu ga je mij vertellen waarom je mijn eten steelt.' zei hij en keek me indringend aan. 'Ik eeh...' Ik had geen idee wat ik moest zeggen, dit was het eerst dat iemand me de mond had gesnoerd. Ik keek hem niet meer aan. 'Hé, ik zeg niets hoor!' zei hij en raapte de dieren op. 'Hoe bedoel je?' vroeg ik hem. 'Nou je mag niet jagen?' keek hij me niet begrijpend aan. 'De Vredesbewakers zullen je straffen.' probeerde hij me uit te leggen. 'Ik weet wat Vredesbewakers zijn, maar hoezo niet jagen? Hoe willen jullie dan aan jullie voedsel komen?' vroeg ik nu niet begrijpend. 'Kom je van een andere planeet ofzo?' zei hij lachend. 'Nee.' grinnikte ik. 'Of naja, als je hier bent zou je dat wel zeggen.' zei ik en keek om me heen. 'Ben je nog nooit eerder in een bos geweest?' vroeg hij nieuwsgierig. 'Tuurlijk wel!' zei ik meteen terug, het deel dat dat alleen een simulatie was liet ik maar weg. We liepen samen verder en op een gegeven moment kwamen we bij een groot hek. 'Wat moet dit hier?' vroeg ik verbaasd. 'Het is om te zorgen dat wij niet in het weiland gaan, maar er staat nooit stroom op dus je kunt er zo door heen.' zei hij en ging er doorheen. Ik schrok want ik dacht dat hij levend zou verbranden. Heeeft het Capitool dit allemaal gedaan? Ik wist dat ze slecht waren, maar dit? 'Kom je nog?' zei hij en stond aan de andere kant te wachten. Ik kroop door het hek en we kwamen nu in de bewoonde wereld. 'Wat is dit voor rotzooi?' zei ik tegen hem toen we verder liepen. 'Dit? Dit is District 12.' Ik keek om me heen toen hij dat zei. Het zag er echt verschrikkelijk uit, vandaar dat ik van opa hier ook niet naartoe mocht. 'Waar woon je eigenlijk?' vroeg hij toen we door een straat liepen en op een groot plein terecht kwamen. 'Ik.. ik heb geen huis.' stamelde ik. 'Je woont vast wel ergens?' zei hij toen en keek me aan. 'Nee.' zei ik en keek om me heen. De mensen waren aan het feesten, omdat hun District had gewonnen, maar ineens vulde de serieuze stem van mijn opa het plein. Iedereen keek nu naar het scherm. 'Beste Districten van Panem. Hierbij moet ik jullie iets vreselijks mededelen.' zei hij en er rolde zelfs een traan over zijn wang. Hij kon dit niet nu gaan zeggen. 'Mijn allerliefste kleindochter, heeft zelfmoord gepleegd.' hij keek even weg en veegde met een zakdoek zijn tranen weg. 'Ze kon niet meer zonder haar geliefde Cato leven en het werd haar teveel. Er zal volgende week een ceremonie gehouden worden die iedereen zal moeten zien.' toen werd het beeld zwart en verscheen er een foto van mij. Na een paar seconden verdween hij weer en gingen de mensen weer verder met feesten. 'Wacht even...' zei de jongen nu. Shit! Hij wist wie ik was! 'Dat was jij!' schreeuwde hij. 'Sssst!' zei ik en hield mijn hand voor zijn mond. Ik trok hem mee naar het dichtstbijzijnde steegje en duwde hem tegen de muur. 'Dat mag je nooit hardop zeggen!' histe ik tegen hem. 'Oké nu ga jij mij uitleggen wat hier aan de hand is!' zei hij en wees naar het zwarte scherm. Ik zuchtte. 'Jij moet echt meteen alles van me weten?' zei ik grappend. 'Ja en vertel me nu de waarheid.' Hij was streng. Volgensmij had hij geen zin in spelletjes. 'Dat was ik ja. Maar ik heb mijn eigen dood gefaked. Ik hoorde daar niet meer thuis en ben gevlucht. Het Capitool is gestoord.' Ik keek hem de hele tijd niet aan. Ookal kende ik hem nog maar net, wist ik niet eens zijn naam, het was verschrikkelijk om tegen hem te liegen. 'En nu kun je nergens naartoe?' Hij leek het allemaal te geloven. 'Nee. Iedereen denkt dat ik dood ben.' zei ik en keek hem niet meer aan. 'Misschien kun je wel bij mij inkomen. Tijdelijk en in de tussentijd, kan ik je misschien leren jagen, want vechten kun je al.' zei hij en glimlachte. 'Meen je dat serieus?' vroeg ik opgelucht. 'Tuurlijk.' Ik kon hem bijna een knuffel geven zo blij was ik. Ik had nog een kans op overleven. Ik móest overleven, anders was alles wat ik ahd gedaan voor niets geweest. 'Maar, mag ik misschien denaam weten van degene die hier nu mijn leven redt?' zei ik verlegen. Hij stak zijn hand uit. 'Mijn naam is Gale, Gale Hawthorne.'

Destiny Snow - the Hunger Games Fan Fic -Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu