Hoofdstuk 1

196 15 6
                                    


Doodsbang kijk ik vluchtig achter me. Tranen vertroebelen mijn zicht, maar ik kan nog duidelijk de silhouet van mijn achtervolger zien. Een angstkreet verlaat mijn mond. "Help!" gil ik daarna met een schorre stem. Snel kijk ik weer voor me om de laaghangende takken en andere planten te ontwijken. De planten lijken mij te willen vangen in hun verstrikkende planten. Onhandig plaats ik mijn voeten op de grond om zo snel mogelijk de rand van het bos te bereiken.

Mijn hart klopt in mijn oren en hijgend veeg ik de tranen van mijn wangen. IJskoud voelen ze aan op mijn huid. Het is dan ook hartje winter, maar daar kan ik me nu niet druk om maken. Ik moet hier weg zien te komen. Daarbij helpen mijn benen niet meer mee. Ik voel me uitgeput, maar ik kan het mezelf niet veroorloven om nu te stoppen. Ik ben zo dicht bij de rand van het bos.

Het voelt aan alsof ik al mijn hele leven ren en een goede conditie heb ik niet. Met een zachte plof raken mijn knieën de grond en uitgeput kruip ik naar een boom om daarachter te schuilen voor het gevaar waar ik voor vlucht. Met mijn ogen dicht probeer ik mijn ademhaling onder controle te krijgen. Vermoeidheid neemt mijn lichaam over, maar ik moet wakker blijven. Als ik nu in slaap val, kan ik net zo goed naar mijn achtervolger schreeuwen waar ik ben om zo mijn toekomstige dood te accepteren.

Angst vloeit door mijn hele lichaam. Zachtjes knipper ik de tranen uit mijn ogen om weer scherp zicht terug te krijgen. De tranen, die nu over mijn wangen een weg naar beneden vinden, veeg ik snel weg. Een snijdende kou hangt om mij heen, waardoor ik begin te twijfelen of ik nog wel in leven ben. Misschien is dit alles niets meer dan een nachtmerrie. Een zachte grinnik klinkt uit mijn mond als ik aan mijn onnozele gedachte denk. Natuurlijk droom ik niet, anders had ik allang iets gevonden waarmee ik mezelf zou kunnen verdedigen. Anders had het bos er nooit zo echt uitgezien.

Mijn hartslag is nog steeds hoog, maar ik heb mijn ademhaling al wel onder controle. Met mijn vermoeide benen kom ik overeind. Nog nooit hebben mijn benen zo slap aangevoeld als nu. Adrenaline wordt door mijn hele lichaam rondgepompt en voorzichtig kijk ik van achter de boom naar mijn omgeving. Ik wist dat ik mijn achtervolger een flinke achterstand had gegeven, maar hij is nog nergens te bekennen en dat vind ik vreemd. Misschien heb ik hem afgeschud.

Zonder al te veel geluid te maken vervolg ik mijn weg. Schreeuwen om hulp is nu geen goed idee, dus bespaar ik mijn stem voor als ik uit het bos ben. Met al mijn kracht probeer ik mezelf kalm te houden. Bijna ben ik bij de rand van het bos. Een gevoel van opluchting komt als een geruststellende deken over mij heen. Misschien kan ik hem nog ontsnappen, misschien heb ik toch nog een kans mijn familie terug te zien. Tranen vormen zich alweer in mijn ogen en vertroebelen mijn zicht.

Nee, Olivia, nu moet je niet huilen. Je bent bijna veilig. Bijna ben je verlost van de klauwen van die maniak. Dan kan je bij iemand aanbellen om hulp te vragen, zodat je daarna de sterke armen van je vader om je lichaam kan voelen en je de lieve stem van je moeder weer hoort. Straks ben je veilig, spreek ik mezelf in gedachte toe.

Met grote ogen blijf ik staan als ik in de verte takken hoor breken en bladeren hoor knarsen onder de schoenen van een persoon. Een persoon in het bos, die duidelijk niet opgemerkt wilde worden. Mijn adem stokt in mijn keel als ik met betraande ogen mijn omgeving afspeur naar onwenselijkheden. Met ingehouden adem bespeur ik elke centimeter van het terrein in mijn zicht. Tot mijn grote opluchting ontdek ik een vogel bij een bessenstruik. Langzaam adem ik de lucht in mijn longen uit.

Binnen een paar voorzichtige stappen sta ik aan de rand van het grote bos. Eindelijk ben ik bij het einde. Vanaf hier kan ik de huizen al zien. Niet ver hiervandaan hoor ik de auto's over de snelweg rijden. Het geeft mij een gevoel van blijdschap om die vervelende auto's weer te kunnen horen. Eerst miste ik die snelweg als kiespijn, maar nu geeft het me een gevoel van veiligheid. Een gevoel dat hij me nu niets meer aan kan doen.

Maar ik realiseer me dat ik nog niet veilig ben en dat niemand weet dat ik nog leef. Mijn hart begint opnieuw sneller te kloppen. Net als ik een stap wil zetten voel ik een koude hand om mijn mond. Een angstkreet verlaat mijn mond, maar wordt door de sterke hand gedempt. Hysterisch begin ik te gillen en de hand te krabben. Ik draai mijn lichaam wanhopig in allerlei bochten om uit de greep van mijn achtervolger te ontsnappen.

Tranen vormen zich in mijn ogen. Het lijkt alsof ze twee watervallen op mijn gezicht vormen. Ik probeer om hulp te schreeuwen, maar de hand is te sterk en alles wat ik probeer te roepen, wordt gedempt tot het een fluistering lijkt.

Ik begin angstig en snel te ademen als ik een koud en scherp object tegen mijn keel voel. Hij gaat me vermoorden, gaat er door me heen. Ik begin nog meer te stribbelen om aan zijn ijzeren greep te ontsnappen. Ondertussen voel ik een scherpe pijn mijn keel binnendringen. Ik begin te schreeuwen van de pijn en nu weet ik zeker dat mijn tranen twee watervallen hebben gevormd op mijn gezicht.

De schreeuwen die ik uit mijn mond pers, geven mij meer pijn dan ik al kreeg door het mes dat zich in mijn keel boort. Wanhopig begin ik mijn achtervolger te trappen. Een zucht verlaat zijn mond, maar meer krijg ik er ook niet uit.

Langzaam voel ik hoe mijn lichaam het gevecht opgeeft. Tranen rollen stil over mijn wangen als ik de scherpe pijn in mijn keel begin te accepteren. Het schreeuwen en roepen stopt langzaam als ik de vermoeidheid in heel mijn lichaam begin te voelen. De angst en adrenaline, die mij eerst nog energie leverden, ebben weg uit mijn lichaam.

De scherpe pijn in mijn keel blijft hangen, maar de pijn vermindert iets. Het scherpe voorwerp, volgens mij een mes, verdwijnt uit mijn lichaam. Een opluchting gaat door mij heen. Nog even en dan is het over. Dan heb ik rust, voor altijd. De tranen verminderen en de grip om mijn mond wordt minder. Te uitgeput om nog te kunnen schreeuwen, laat ik mijn hoofd hangen.

Mijn dood moet ik op dit moment accepteren, ook al zou ik dit overleven, zal ik er een lelijk en groot litteken bij mijn keel aan overhouden. Langzaam voel ik hoe mijn lichaam zijn kracht verliest om zelf te blijven staan. Een sterke arm grijpt mijn middel vast. Voorzichtig draait mijn achtervolger, die net is gepromoveerd tot moordenaar, mijn lichaam om.

Met vermoeide ogen kijk ik naar de man, van wie ik het gezicht niet kan zien, met een capuchon over zijn hoofd getrokken. Hij is helemaal in het zwart gekleed en alleen zijn handen kan ik zien. Met die handen veegt hij de tranen op mijn gezicht weg. Ik voel me vies nadat hij zijn handen terug heeft getrokken. Hij heeft het recht niet mij aan te raken, net zo min mij zonder pardon te vermoorden.

De scherpe pijn in mijn keel blijft irriteren, maar de pijn lijkt minder te worden. Besef van tijd heb ik niet meer, hoewel ik dat nu ook niet meer nodig zal hebben. Hoe sneller ik het loodje leg, hoe beter. Nieuwsgierig kijk ik naar mijn moordenaar als zijn handen naar zijn capuchon gaan. Gaat hij zichzelf onthullen aan mij? Zal ik hem kennen? Wat maakt het ook uit, denk ik bij mezelf, als ik dood ben, kan ik mezelf toch niet meer helpen.

Het leven heeft bijna mijn lichaam verlaten. Alles lijkt langzamer te verlopen dan het in werkelijkheid doet. Ik denk aan mijn familie en vrienden die ik achterlaat zonder dat ik kan zeggen wie mij heeft vermoord. Bijna zijn de handen van mijn moordenaar bij zijn capuchon. De levenskracht in mijn lichaam ebt weg, maar dit lijkt veel sneller te verlopen dan alles wat ik om mij heen zie.

Uitgeput accepteer ik dan toch maar dat ik het gezicht van mijn moordenaar niet meer zal zien voordat ik dood ben. Met de laatste kracht in mijn lichaam sluit ik mijn ogen, mijn lot accepterend. Vaarwel wereld, je bent goed voor me geweest zolang ik heb geleefd.

----------------------------

allereerst: Ik ben terug!!

Ik kom dus niet echt verder met Bloedroos... Daarom heb ik een nieuw verhaal voor jullie. Ik heb hem al een heel eind uitgestippeld en ik ben erg enthousiast om aan dit verhaal te werken!

Ik hoop dat jullie dit eerste hoofdstuk net zo leuk vonden om te lezen als ik om te schrijven!

X.

Quinty

(Stem, Reageer, Deel, Volg)

Door Haar Ogen (Voltooid)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu