Nacht

41 3 0
                                    

In het rusteloze leven dat alle leden in het huis leefden was één constante. De zaterdagavond. We aten met zijn allen patat en speelden Rummicub. Deze avond deed ik niet mee, ik lag op mijn bed.
Ik huilde de hele avond lang en had niet gegeten. Om een uur of elf waren mijn tranen op en begon ik enorme honger te krijgen. Ik sloop naar de keuken. In de keukenkastjes was alleen nog het eten voor de zondag te vinden. We gingen omstebeurt op maandag naar de supermarkt. Niet iedereen mocht dat, maar als je een half jaar in het huis leefde, mocht je ook meedraaien in het rooster als je dat wilde. Iedereen zag naar de supermarkt uit, als welkome uitdaging. Een onderbreking in de dagelijkse routine die zo eindeloos saai begon te worden. Iedere week één dag corvee. Iedere week 1 dag wassen en strijken. Iedere werkdag was gevuld, waardoor we geen kans kregen om veel na te denken, laat staan een idee te maken om weg te komen. Het meest stoorde ik me eraan dat ik niets leerde hier. Ik zou, als ik ooit weer in de maatschappij terecht kwam, opnieuw moeten beginnen met het vierde jaar van mijn vwo, waar ik totaal geen zin in had. Ik probeerde mijn gedachten stop te zetten, maar het leek een onmogelijkheid. Overmorgen was Litz aan de beurt om de boodschappen te doen. Ik was al over zes dagen een half jaar in het huis, maar mocht tot dan toe dus nooit weg.
Ik had honger en er was alleen het eten van zondag. Als ik dat zou eten, zou ik gestraft worden door de anderen. Ik vroeg me af waarom ik soms dagen, zelfs weken zonder eten kon, terwijl ik nu nog geen halve dag zonder kon. Ik besloot niets te eten. Ik wilde niet opgemerkt worden als dat niet nodig was, alleen maar doordat ik honger had gehad.
Ik deed de deur van mijn kamer op slot en ging weer op bed liggen. Wie weet zou ik na een paar uur nog in slaap vallen. Ik merkte iedere nacht nog aan mezelf dat ik het gemis van mijn ouders en zusjes nog nooit had verwerkt. De laatste keer dat ik een nacht goed had geslapen, meer dan 8 uur, kon ik me al niet meer herinneren. Het kon me eigenlijk ook niet echt schelen. Ik overleefde het nog altijd en als ik het niet zou overleven was het ook goed.
Ik keek op de klok en het was na middernacht. Ik bedacht dat het zondag was geworden en vol heimwee verlangde ik terug naar de kerk. God had ik niet meer gekend, sinds ik hier was. Hoe kon ik ook.
Heel even verlangde ik terug naar de tijd dat ik met mijn ouders in de kerk kwam en dicht bij God leefde. Hij was Iemand geweest die me kende, tot in het diepste. Ik had me altijd begrepen gevoeld. Zelfs als Hij niet bestond zou het goed zijn dat Hij er in de gedachten van mensen was. De moed die het idee van een God gaf, woog eigenlijk al genoeg op, tegen het gedoe wat geloof soms gaf in onze maatschappij. En anders was er wel weer iets anders geweest om gedoe over te laten zijn.

Ik werd wakker en toen ik op mijn wekker keek, schrok ik. Het was al tien uur geweest. Ik was te laat om nog met de rest ons wekelijkse potje boksen te doen. Ik hield daar ontzettend veel van, zeker als ik won. Het gaf me een gevoel dat ik niet controleerbaar was door de anderen. Dat ik altijd degene was die de uiteindelijke macht hier had. Hoewel het niet zo was, wilde ik er toch in geloven.
Ik was blij dat de rest begrepen had dat ze me er niet wakker voor moesten maken. Het was wel jammer dat ik het boksen miste, maar ik was blij met de uren slaap die ik kon krijgen.
Opeens bedacht ik, dat ik rustiger had geslapen dan anders, want ik zat niet onder het zweet. En langer. Ik had minstens 9 uur geslapen. Misschien was het omdat ik aan God had gedacht.
Snel verdrong ik die gedachte. Dat kon niet. Onmogelijk.

's Middags aten we pizza. Ik vond het wel lekker, maar er zaten zoveel caloriën in! Onder het eten van de pizza besefte ik dat deze gisterenavond niet in de vriezer had gelegen. Dat kon maar één ding betekenen. Omdat ik niet wakker was geworden, waren ze naar de winkel geweest. Op zondag. Misschien zelfs wel met z'n allen. Ik voelde mezelf boos worden, mar besefte dat ik er toch niets tegen kon beginnen. Dit gaf mij in ieder geval wel een 'goed' excuus om te ontsnappen. Hoewel ik natuurlijk eigenlijk geen excuus nodig had, voelde het toch wel goed. De anderen hadden zich ook niet aan de regels gehouden. Op zondag naar de winkel gaan was volgens de Regels van het Huis de hoofdzonde. Ik had dat nooit begrepen. Litz had me eens uitgelegd dat degene die ons hier had gedropt christen was, maar ik kon me er weinig van voorstellen. Dan deed je zoiets toch niet? Ik vroeg me af of hij dezelfde soort christen was geweest als ik. Er waren binnen het christelijke stromingen, dat ik eigenlijk nog niets wist met het gegeven dat hij christen was. Hij kon Rooms-Katholiek zijn, of iemand uit de gereformeerde gezindte. Wie weet, was hij wel van een groep die ik niet eens kende of zelfs niet wilde kennen. Hoe kon een christen zoiets doen? Hoe kon een mens zoiets doen? En ik beloofde het mezelf opnieuw:

Morgen zou alles beter zijn.

Je hebt het einde van de gepubliceerde delen bereikt.

⏰ Laatst bijgewerkt: Mar 14, 2016 ⏰

Voeg dit verhaal toe aan je bibliotheek om op de hoogte gebracht te worden van nieuwe delen!

MorgenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu