Hoofdstuk 2

38 1 0
                                    

Hij rent naar boven en ik draai me om naar de deur. In mijn hoofd ga ik de opties na. De bonken klinkt te onsystematisch om van de regering te zijn. Maar wie zou er nou bij ons aan kloppen? Langzaam loop ik naar de deur en trek hem snel open. Voor de deur staat een oude man en uit zijn arm zie ik bloed lopen. Ik weet niet wie deze man is maar in een flits van een seconde neem ik een besluit. Ik pak hem bij zijn goede arm en trek hem naar binnen. 'Ik weet niet wie u bent maar na dat ik u arm heb verbonden trap ik u eruit.' Hij knikt enkel. Ik ga opzoek naar een verbanddoos, die heb ik na ongeveer 2 minuten gevonden. Als ik weer beneden kom staat Jaden met de man te praten. Snel trek ik Jaden bij de man weg. 

'Jij blijft weg van de vreemdeling, gesnopen?' 

'Maar Alice deze man is aardig, echt waar.'

'Jij blijft uit zijn buurt.'

Ik kijk hem zo indringend aan dat hij zijn ogen neer slaat en de trap omhoog slentert. Ik ben opgelucht dat hij weg is gegaan. Dan keer ik me weer tot de gewonde man. Ik maak de verbanddoos open en zucht als ik de inhoud ervan zie, net als alles hier, is dat ook maar een klein beetje. De man staart naar de muur en ik rol zijn mouw omhoog. Uit de schotwond komt nog steeds veel bloed maar het is te doen. De wond is gelukkig ook maar een schampwond. Zwijgend begin ik zijn wond te verbinden. Na een paar minuutjes is het verband op en kan ik niks meer doen. De man zegt voor het eerst iets 'Bedankt voor het verbinden.' Zijn stem klinkt niet krakerig maar meer vol magie. Ik bekijk de man eens goed hij moet rond de 70 zijn, hij heeft licht grijs haar en veel rimpeltjes maar zijn ogen zijn donkerblauw en staan vol energie. Ik knik simpelweg en loop naar het raam, het word al donkerder. 

'U kunt deze nacht hier blijven maar morgen moet ik u vragen te vertrekken.' 

'Dat is goed.... Uhhh......'

'Alice mijn naam is Alice.'

'Mijn naam is Julius, aangenaam kennis te maken.' 

Ik draai me van het raam af we en kijk hem aan. Ik wil hem vragen hoe hij aan de schotwond komt maar bedenk me dan. Soms kan ik dat beter maar niet weten. Ik geef hem een stuk brood en help hem de trap op en leg hem op mijn bed neer.

'Dank je.' Mompelt hij maar zelfs voordat ik de kamer uit ben ligt hij te slapen. Ik loop naar beneden en ga in een van de houten stoelen zitten. Waar ben ik nu weer aan begonnen. Ik kan mezelf wel voor mijn hoofd slaan. Zomaar een vreemdeling binnen laten, wie doet dat nou weer. Misschien is hij zelfs gevaarlijk? Dan zie ik Julius voor me en komt er toch een klein stemmetje aan zetten in mijn hoofd 'Hij is niet gevaarlijk, hij is aardig en je hebt er goed aan gedaan hem binnen te laten.' Dat is mijn zwakke stemmetje die ik meteen uit mijn gedachten wis. Ik mag niet zwak zijn niet in deze tijd. Ik moet sterk blijven. Ik ga verzitten en doe mijn ogen dicht en val in een slaap zonder dromen.

Ik word wakker als de zon opkomt. Ik heb in een half jaar nog nooit zo lang geslapen. En als ik luister hoor ik Jaden niet huilen. Daar ben ik blij mee ik hoop dat hij net zo goed geslapen heeft als mij. Stilletjes loop ik naar boven. In mijn kamer hoor ik gepraat. Ik trek snel de deur open en zie Jaden en Julius op mijn bed zitten te praten. Jaden heeft sinds een lange tijd weer een ondeugende glimlach op en Julius lacht weer om hem. Als Jaden zich omdraait en mij ziet staan kijkt hij betrapt naar de grond. Ik ben boos op Jaden dat hij niet naar mij heeft geluisterd maar onder tussen krimpt er ook iets in mij samen. Hij leek zo op zijn gemak. Het enigste wat ik eruit pers is : 'We gaan nu eten.' 

We eten bijna nooit samen maar deze keer is het een uitzondering. Ik ondersteun Julius de trap af en als we beneden zijn heeft geen een van hun wat gezegd. Ik deel het laatste beetje brood uit. Morgen krijgen we weer eten. Gelukkig heb ik de dagen voor ik de mensen zag nog wat gevangen. Eindelijk zegt Julius iets 'Ik ben jullie zeer dankbaar maar ik vraag toch nog om één gunst, laat mij hier nog een paar dagen blijven. Mijn mensen zullen me nu al aan het zoeken zijn en het zal niet lang meer duren voordat ze me vinden.' 

'Wat! Nee, U moet hier zo snel mogelijk weg.'

Ik raak in paniek, voor me zie ik allemaal mensen met pistolen. 

'Alice ze zullen jullie geen pijn doen en we geven jullie als beloning eten voor 2 maanden.'

Dat is veel en dat besef ik ook wel maar het is gevaarlijk voor Jaden. Julius ziet mijn twijfel en zegt:

'Ik ben niet van de regering, ik ben er juist tegen. Ik zit bij de rebellen.  En ik hoop zeer dat je met deze informatie niet direct naar het regeringshuis loopt.'

In zijn ogen zie ik dat hij niet liegt, maar over dat er rebellen zijn ik nog nooit gehoord. 

Dan zegt Jaden 'Alice ik geloof hem en hij is ook niet gevaarlijk. Alsjeblieft, zullen we hem helpen ik weet dat jij ook tegen de regering bent.'

Ik kan Jaden wel slaan zometeen is hij wel van de regering en heb ik nu een probleem. Maar wat gezegd is, is gezegd. Al heb ik het er met Jaden nooit over gehad het is niet vreemd dat hij weet dat ik niet zoveel heb met de regering. Ik weet dat ik nu een groot risico neem maar uiteindelijk zucht ik en zeg 'Goed dan.'

Julius glimlacht een oprechte glimlach naar mij. 

'Dank je.' Antwoordt hij. Ik kijk naar Jaden en zeg 'We beginnen nu weer aan school dus pak je rekenspullen.' Dat houd in een stukje boomschors met een houtskooltje. Terwijl ik Jaden les geef kijkt  Julius zwijgend toe. Ook bij het messen werpen (wat we in het huis doen) is hij stil. Pas als ik de lessen heb afgerond en hun allebei als avondeten 10 blaadjes sla en een super klein beetje vlees geef zegt hij 'Je bent een goede lerares Alice.'

'Dank u.'

'Wat ik me al wel de hele dag afvraag is wat je broertje bedoelt met dat je tegen de regering bent?' In zijn ogen zie ik oprechte nieuwsgierigheid. Ik wend mijn hoofd af. Dan geeft Jaden antwoord in mijn plaats 'Onze ouders zijn dood geschoten en onze vader vlak voor Alice ogen.'

'En ik vind het gewoon belachelijk dat ze alle zwak, zieke en afwijkende mensen zomaar vermoorden.' 

Julius knikt bedachtzaam en vraagt dan 'Hoe oud ben je eigenlijk?'

'16 en een half.'

'Nog een half jaar dus. Heb je er ooit over gedacht om te vluchten?'

'Ja, maar dan hebben we geen dak boven ons hoofd en zouden we het niet overleven.'

'Wat nou als jullie bij de rebellen komen. Wij hebben wat meer handen nodig en jullie zijn daarvoor perfect. Je krijgt eten van ons maar we zullen je wel vragen om soms te jagen en klusjes op te knappen. Wat denk je ervan? Je mag er gerust nog een nachtje over slapen.' 

Jaden die de hele tijd nog niks heeft gezegd zegt nu 'Ja Alice laten we dat doen. Ik kan niet zonder jou.' 

Ik zie de hoop in zijn ogen. Ik weet dat het een goed aanbod is maar ook een hele gevaarlijke. Wat nou als Jaden opgepakt word? En we moeten onze rug definitief naar de regering keren. Ik zou het als ik alleen was doen, maar als Jaden er is is het een ander verhaal. Alsof hij weet dat ik door hem mijn twijfels heb begint hij te schreeuwen 'Alice, ik kan best voor mezelf zorgen! Ik kan goed met wapens omgaan en ik ben ook geen kind meer! Boos stampt hij de trap op. 

'Ik wil je alleen maar beschermen.' Mompel ik meer tegen mezelf dan tegen iemand anders. 

Toch geeft Julius antwoord 'Ik snap dat je hem wil beschermen. Maar hij is tot meer in staat dan jij ziet en dit is voor hem ook de veiligste manier.'

Ik weet dat dat waar is dus knik ik alleen maar. Ik help Julius weer naar boven. Dan loop ik naar beneden en ga op de stoel zitten. Rustig overdenk ik de opties nog een keer. En het resultaat is: ja, morgen pakken we onze spullen. Nu ik deze beslissing heb genomen voel ik me een stuk rustiger. En alweer val ik in een droomloze slaap.

Dark lightWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu