Hoofdstuk 20

63 11 7
                                    

We waren zo bang dat we 's nachts op de bank sliepen zodat we de deur in de gaten konden houden. Hij had zich proberen groot te houden, maar ik kon zien dat Daan echt heel bang was. Ik bedoel maar, Ze zaten achter Daan aan. Niet achter mij. En ik was al doodsbang. Toen we thuis waren gekomen van het zwemmen, hadden we langzaam maar zeker het huisje opgeruimd. Op de muur stond hetzelfde logo geschilderd als op mijn hand staat gebrand. We hadden elk raam, de achterdeur en de voordeur op slot gedaan. 3 dagen lang kwamen we niet buiten. Binnen in ons huisje waren we veilig, maakten we onszelf wijs. En toen gebeurde er dit:

Langzaam open ik een oog. Ik lig samen met Daan op de bank. Daan slaapt nog. Voorzichtig pak ik zijn arm op, zodat ik kan opstaan. Zo zacht mogelijk leg ik hem weer terug, maar hij is al wakker. 'Hey.' Zegt hij met een slaperige stem. 'Hi.' zeg ik terug. Daan staat op en ik plof weer terug op de bank. Ik slaap al weer bijna als ik Daans stem hoor. 'Jasmijn?' Ik mompel wat terug wat lijkt op een ja. 'We hebben geen eten meer.' Ik ben meteen weer klaarwakker. 'Hoe bedoel je? We hadden toch genoeg?' Ik sta op en loop over de krakende vloer naar hem toe. 'Ja. Maar toen ons huisje verwoest was, was er ook veel eten verloren gegaan.' Dat is waar ook. Shit. 'Ik ga wel naar de winkel.' Zeg ik. 'Maar... Dat is gevaarlijk!' 'Wat wil je dan? Verhongeren? En ze zijn niet achter mij aan. Ik kan heus wel naar de winkel lopen. Het is maar een kwartiertje.' Daan geeft toe en ik ga me snel aankleden. Ik spring in mijn broek, trek er een shirt over en doe mijn haren in een staart. Ik loop weer terug. 'Jij had het geld toch?' vraag ik. 'Ja. ik heb het op de keukentafel gelegd.' Ik moet lachen. 'Wat?' vraagt Daan. 'We lijken wel zo'n getrouwd stel!' Zeg ik lachend. Een grijns breekt open op Daans gezicht. 'Ga nou maar, voordat ik van gedachten verander.' Zegt hij plagend. Ik pak het geld van de keukentafel en geef Daan een knuffel. Ik wil weglopen, maar Daan pakt mijn arm en trekt me naar zich toe. Hij buigt voorover en zoent me. Als ik weer op kijk, is zijn blik serieus. 'Doe alsjeblieft voorzichtig.' 'Jij ook.' Antwoord ik. Hij knikt. Ik geef Daan een laatste kus op zijn wang en vertrek.

Ik ben nog geen 5 minuten aan het lopen als ik iets in de struiken hoor. Ik draai me om, maar zie niks. Het zal wel een vogel zijn. Ik haal mijn schouders op en wil doorlopen. Dan voel ik ineens een hand voor mijn mond en ik wordt weggetrokken. Ik slaak een gesmoorde gil en probeer los te komen. Dan bijt ik in de hand die voor mijn mond zit. 'Au! Kleine bitch!' Mijn belager laat me los en ik ren weg. Ik hoor rennende voetstappen achter me. In de verte zie ik de stad. Als ik daar nou naartoe kan komen. Maar dan voel ik een hevige pijnscheut op mijn hoofd. Mijn ogen rollen terug in hun kassen en ik zak als een lappenpop in elkaar. En dan wordt alles zwart...

RunWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu