Hoofdstuk 2 - Het begin van Luca's leerweg

1.2K 17 0
                                    

Hoofdstuk 2 – Het begin van Luca’s leerweg

Luca (licht)

Nacht. Schemering. Huiveringen.

De poten van het roedel wolven waren, ondanks hun dikke eeltlaag, halfbevroren door het koude ijs dat als een spiegel over de weg lag.

Huiverend trokken de dieren hun verkrampte poten samen, terwijl ze naar hun bestemming op zoek waren.

Ik wist niet of het aan mij lag. We waren dan wel op het moment dieren, maar dat maakte ons nog niet minder menselijk van binnen. Desondanks voelde ik me meer op mijn plaats met deze vacht dan met een huid.

Het kwam wel van pas dat we gedaanteverwisselaars waren. Als gedaanteverwisselaar pakte je talen automatisch zo gemakkelijk op

De vacht van een wolf is vrij dik en warm, waardoor wij het in deze ijskoude winter kunnen overleven.

Niemand wist dat wij hier waren. Althans, geen normaal menselijk persoon. We hadden wel een dorp, dat in de Siberische afzondering was gebouwd, maar het was moeilijk om je te verwarmen buiten het dorp als je geen vacht had.

Ik tilde mijn kop op. Het kostte ons de laatste tijd moeite om zelfs zo iets gemakkelijks te doen. De kou vrat aan onze energie, en onze magen knorden.

Ik zag overal sneeuw. Op de bomen, op de grond, op de vachten van de andere wolven.

Ik schudde mijn zilverkleurige vacht uit.

We waren op zoek naar onze maaltijd, die we 3 dagen geleden hadden gevangen. Het was een grote eland geweest. Maar we hadden hem niet gelijk op willen eten.

Dus hadden we een beetje bewaard en onder sneeuw begraven, opdat het goed zou blijven.

Mijn scherpe zicht nam een bergje sneeuw vermengt met vacht en oud bloed waar. Ik spoorde in gedachte mijn benen aan om te rennen. Met moeite kwam ik als een van de eersten aan bij onze prooi.

Een deel van de sneeuw was van de prooi afgeschoven. Misschien het werk van andere dieren, het kon ons niet schelen. Wij wilden eten.

Met zijn vierentwintigen verdrongen we ons om het gestorven dier.

Het alfapaar mocht natuurlijk als eerste eten.

Ernstig deed ik een stap opzij, en boog nederig mijn kop toen ze langsliepen.

Het alfavrouwtje, een jonge vrouw genaamd Yinthe, stootte zachtjes haar kop tegen de mijne. Hoewel ik, net zoals zij, nog erg jong was, was ik hoog in rang. Dat kwam doordat Yinthe mijn zusje was. En zij was met onze (roedel)leider getrouwd. Léon was een sterke volwassen man, en hoe het was niet zo vreemd dat Yinthe en hij verliefd op elkaar waren geworden. Yinthe was een mooi donkerharig meisje, en Léon was een knappe man.

Ik sloot achter het alfapaar aan.

Ik zag ze vallen. Ik zag de pijn in hun ogen toen het vergif hun tongen raakte. Schok.

Ik voelde de verschrikkelijke pijn van de verandering door mijn lichaam schokken. Ik huilde en schreeuwde toen mijn gelaatstrekken langer en dikker werden. Ik kromp naakt ineen op de bevroren grond.

Ik hoorde gejank om mij heen, en toen voelde ik warme vachten om me heen.

Zacht gejank klonk in mijn oor, en ik stak mijn hand uit. Ik aaide de wolf tussen zijn oren.

‘Het komt wel goed’.

HaloWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu