Hoofdstuk 2 soort 1

503 29 1
                                    

Toen we eindelijk klaar waren met surfen was het echt donker. Lachend liepen we door de straat heen totdat de haren in mijn rug overeind gingen staan.

‘Wat?’ vroeg Lucie.

‘Er is iets mis,’ fluister ik.

Lucie kijkt om zich heen. Nu pas beseffen we dat er niemand is op straat. Zelfs geen zwerver.

‘Waar is iedereen?’ vroeg ze.

‘Geen idee.’ Mompel ik en we lopen verder naar huis.

Er hangt een rare geur in de lucht die ik zelf niet herken.

We lopen mijn huis binnen en zetten de spullen weg.

‘Mam, Phil, Anna?’ roep ik achter elkaar.

Geen geluid.

We lopen verder naar boven.

‘Waar zijn ze?’ vroeg Lucie.

‘Geen idee.’ Mompel ik terwijl ik naar de slaapkamer loop.

Ik open hem maar het bed is leeg.

‘Ze zijn er niet.’

Met een zucht lopen  we weer naar beneden.

‘Laten we naar jouw huis gaan,’ stel ik voor en Lucie knikt.

Dan hoor ik iets. Lichte voetstappen. Ze lopen de trap op.

‘Ik dacht dat we iedereen al gepakt hadden,’ hoor ik een stem zeggen. Een man dat was duidelijk.

‘Blijkbaar niet,’ zegt een andere mannen stem.

Ik ken die soort stemmen. Vampiers…

‘Luce we moeten hier weg,’ fluister ik en ik trek haar bij de trap vandaan. We rennen weer naar boven terwijl ik de vampiers beneden zachtjes hoor lachen. Lucie kijkt me verward aan.

Ik open het raam van mijn kamer en duw Lucie op de rand die er is. Ze kijkt me angstig aan.

‘Bella wat doe je?’

‘Ik red onze levens,’ zeg ik en ik probeer al springend door het raam te veranderen maar halverwege word ik vastgegrepen.

Er drukt een doek op mijn mond en instinctief adem ik niet meer in. Ik stribbel tegen totdat ik zie dat Lucie buiten westen is en geef dan op. Als ze slaapt heb ik er niks aan.

Ik laat me ogen dicht vallen.

‘Dit mens was nog best wel sterk,’ zegt de vampier die mij vast heeft.

‘Mensen zijn zwak,’ zegt de andere man.

We worden weg gedragen en tot mijn teleurstelling val ik in slaap.

Ik word wakker door een zacht gezang. Ik herken het gelijk als het gezang van Lucie.

‘Het komt wel goed, Anna.’

Ik knipper met mijn ogen en kijk rond. We zitten in een soort cel met heel veel mensen. De muren zijn wit. Ik kijk opzij en zie Lucie met Anna op haar schoot.

Anna heeft tranen in haar ogen.

'Luce. Anna.' zeg ik zachtjes.

'BELLA!' schreeuwt Anna en ze springt op mijn schoot. Met een glimlach sla ik mijn armen om haar heen.

'He meid.'zeg ik.

'Wat is er aan de hand?' vroeg ik aan Lucie.

'Het zijn vampiers.'  fluistert Lucie. 'Ze willen niet meer verstopt zitten en hebben ons aangevallen. We hebben natuurlijk geen kans. Ze knikt naar iets achter me en ik kijk naar een bord.

Bij oorlog komt Liefde vrij! (Twilight fan-fictie)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu