X

29 5 0
                                    

POV Christel

Ik staar hem aan met grote ogen. Ik weet niet hoe ik me moet voelen. Verdrietig? Boos? Gekwetst? Blij? Bang? Vreemd genoeg voel ik me alles tegelijk. Blij omdat er eindelijk een bekende is, verdrietig omdat hij me heeft gekwetst, bang omdat ik niet weet waarom hij hier is. Het is toch niet...? Nee... Dat kan niet... Hij is toch niet... DOOD?Hij lacht voorzichtig naar me. Ik voel een tinteling in mijn onderbuik. Het liefst wil ik naar hem toe lopen, hem omhelzen, hem kussen. Ik negeer het verliefde gevoel, hij houdt niet van me, hij speelde met mijn gevoelens, dat vergeet ik niet snel. De woede welt op, ik heb zoveel vragen voor hem maar blijf hem maar aanstaren. Hij staat op en stapt naar me toe. 'Chris, ik heb je zo gemist!' Ik smelt bij het horen van zijn stem, maar laat me niet doen. Nee. Hij is een eikel. Ik probeer mijn uitdrukking neutraal te houden. Ik mag niet toegeven. Ik onderdruk mijn liefde voor hem en laat de woede boven komen. Hij blijft naar me toe stappen, denkt dat ik blij zal zijn hem te zien. Nog een aantal meter en hij is bij mij. Nog een aantal stappen en ik zal hem ruiken. Hij spreidt zijn armen. Nee! 'STOP', hoor ik mezelf roepen en maak een stopgebaar met mijn hand. Op het moment dat ik mijn hand naar voren duw, raakt iets wits de buik van Demi. Hij klapt dubbel en belandt vijf meter verder op de grond. Aan tafel is het stil geworden. Twee seconden lang staren ze stil van hem naar mij, dan haasten ze zich naar Demi. Ik draai me om, ik moet weten wie hem aan heeft gevallen. Hij mag dan niet mijn vriendje zijn, maar we hebben een hele goede vriendschap, wat er ook gebeurd. Gekust of niet gekust. Verliefd of niet verliefd. Boos of niet boos. Hij is en blijft mijn beste vriend en niemand doet hem pijn. Ik laat mijn woede varen en bestudeer de muur achter me. Ik zoek naar de bron van dat witte ding. De muur is gewoon een muur. Dat witte ding... kwam uit mijn hand.

POV Demi

Het ging zo snel dat ik me niet herinner wat er nu precies gebeurd is. Eerst sta ik voor Christel, dan lig ik vijf meter verder dubbelgeslagen op de grond. Het enige wat ik nu weet is dat ik pijn heb. Overal verschrikkelijke pijn. Ik lig op mijn zij, met mijn knieen half opgetrokken en mijn armen om mijn buik geslagen. Ik heb moeite met ademhalen en kreun. Deze pijn is nog erger dan het krijgen van vleugels. Deze pijn heb ik nog nooit gevoeld. Er gaan koude rillingen door me heen. Het voelt alsof ik naakt op de noordpool sta.

Maar zo snel als de pijn gekomen is, gaat hij ook weer weg. Door het plotse weggaan, lijkt het alsof ik het me alleen maar heb ingebeeld. Ik zet mijn handen op de grond en duw me omhoog. Er staan 5 bezorgde gezichten over me heen gebogen. 'Alles oké', zeg ik, en sta op. 'Weet je het zeker?', vraagt Chandra. 'Jaja, ik kan wel tegen een stootje.' Ik grijns. Ik vang een glimp op van Chris, die met grote ogen haar handen aan het bestuderen is. Haar lippen vormen de woorden 'het spijt me', maar de blik in haar ogen zegt dat ze net zo min als ik weet wat er daarnet gebeurd is.

POV Christel

'Kom mee', zegt Chandra met een handgebaar. 'Maar... hij..' 'Meekomen, nu', onderbreekt ze me. Ze kijkt niet boos, maar ook niet vriendelijk, een uitdrukking die ik niet kan plaatsvinden. Ze loopt langs Demi en de nog steeds geschrokken elven om hem heen en loopt naar één van de vele deuren aan de andere kant van de rijkversierde zaal. Wanneer ik langs ze loop kijken ze me allemaal aan zonder iets te zeggen. Ik buig mijn hoofd en stap snel door. Chandra pakt een sleutelbos uit haar lange, wijde, goudkleurige jurk, kiest de juiste sleutel en opent de deur. De deur staat open, maar het is daar helemaal donker. Het is als een zwart gat. Geschrokken zet ik een stap achteruit. 'Na u', zegt ze. Ik verzamel al mijn moed, zet mijn tanden op elkaar en stap in de donkere ruimte, zonder nog een keer om te kijken.

Ik weet niet waar ik ben. Ik zweef ergens tussen de zon en de maan. Tussen dag en nacht. Tussen het heden en het verleden. Ik heb geen besef van tijd. Ik adem niet, maar stik ook niet. Ik beweeg niet, maar ben ook niet stijf. Ik heb het niet warm noch koud. Gewoon rust en vrede. Zonder zorgen. Zonder gedachtes.

Ik hoor geluid. Gelach. Langzaam krijg ik weer gevoel in mijn ledematen. Ik voel de wind door mijn haren strijken. Ik adem diep in en open mijn ogen. Mijn voeten raken de grond en ik sta op een grasveld. Het is er druk. In de verte zie ik een kasteel, overal staan bomen met soorten fruit die ik niet ken. De bloemen in het gras maken het kleurrijk. Net als in een droom. Maar ik droom niet. Ik heb me nog nooit zo wakker gevoeld, alsof ik ontwaak na 100 jaar slapen. Overal zijn mensen. Ze lijken allemaal vrolijk te zijn. De zon straalt, af en toe is een een zuchtje wind.

Ik kijk om me heen, zoekend naar een bekende, maar zoals ik had verwacht, zijn het allemaal onbekende mensen. Ik loop tussen een aantal pratende groepjes door en hoor flarden van alledaagse verhalen. Ouders vertellen over hun kinderen, mannen over hun werk,... Er komt een man met een grijswitte baard op me af. Ik herken hem niet, maar hij mij duidelijk wel. Hij zwaait en aarzelend zwaai ik terug. Hij blijft maar lopen, als hij zo verder gaat, zal hij tegen me aan botsen. Hij komt nu zo dicht dat ik instinctief mijn ogen dicht doe. Ik voel geen klap. Ik open mijn ogen weer. Hij is weg. Ik draai me om, hij staat met zijn rug naar me toe. Is hij door me heen gelopen? Verward schud ik mijn hoofd. Nee, dat is onmogelijk. 'Hallo Maronda', zegt de man. 'Ah, daar hebben we Sevras, ik vroeg me al af waar je bleef', zegt een hoge vrouwestem. Ik ga tussen de twee mensen in staan, maar ze schijnen mijn aanwezigheid niet te merken. De vrouw die tegen Sevras praat, is een dik-opgemaakte vrouw met een grote boezem. Ik kuch. Ze horen me niet. Ik zwaai met mijn hand voor de ogen van Maronda, ze reageert niet. Raar.

Plots wordt de hemel donker. De zon lijkt opgeslorpt te zijn. Harde wind waait alles omver. Mensen gillen, vluchten, rennen. Ze krijgen vleugels, proberen weg te vliegen, maar de meeste worden gewoon weer tegen de grond geduwt door de hevige wind. Er daalt een man naar beneden. Zijn gezicht en lichaam zijn behoorlijk aangetast. Er ontbreken stukken van zijn huid, zijn rug is gebogen en zijn huid is bruin en pukkelig. Mensen beginnen nog harder te gillen. Het man-wezen begint te lachen, zijn bulderende lach is zo hard dat het lijkt alsof het uit onzichtbare luidspeakers komt. 'Geef jullie over, vredelingen! Eeuwen heb ik op dit moment gewacht, en nu is het hier! Ik ben de machtigste elf die er bestaat!' Van alle kanten komen er angstaanjagende wezens aangelopen. Ze vallen mensen aan, rijten ze aan stukken. Ik wil weglopen, maar ik heb geen gevoel meer in mijn benen. Kinderen huilen, ouders gillen, willen ze beschermen tegen het kwade.

Een witte lichtflits vliegt door de lucht en duwt alle monsters weg. Het zwevende man-wezen schreeuwt het uit van woede: 'IK VERVLOEK JULLIE ALLEMAAL! OOIT ZAL IK HET MACHTIGST ZIJN, JULLIE KUNNEN GEEN KINDEREN KRIJGEN, DE DODEN ZULLEN AAN MIJN KANT STAAN, JULLIE KRIJGEN HIER SPIJT VAN, DAT VERZEKER IK JULLIE!'

De omgeving vervaagt en drie seconden later voel sta ik weer voor de deur, maar nu is hij gesloten. Chandra staat naast me en lijkt niet bewogen te hebben sinds voor dat ik in het zwarte gat stapte. Het enige wat veranderd is, is dat we alleen zijn. Demi en de rest zijn weg. Waar was ik? Wie was ik? Wat voor verassingen staan me nog meer te wachten?

-------------------------------------------------------------------------------------------------

Sorrysorrysorrysorry dat het zo lang duurde voor er weer een nieuw hoofdstuk kwam. Ik kan nu allemaal excusen gaan verzinnen, maar ik was het eigenlijk gewoon puur vergeten met school enzo. SORRY <3

~Vote~Comment~Follow <3

You've reached the end of published parts.

⏰ Last updated: Oct 26, 2013 ⏰

Add this story to your Library to get notified about new parts!

Enemies or friends?Where stories live. Discover now