1

16 4 1
                                    

Jaar 592
De trefbar
01:36 uur
--
"OP LISSA!" Ik glimlach en reik naar de lucht met mijn drank. Alle ogen zijn naar mij gericht en iedereen herhaalt de woorden. "OP LISSA!!" Dan is het een paar seconden stil. Iedereen neemt een slok van zijn drank, ik doe het zelfde.  Dan begint het feest, er wordt gebonkt op trommels en iedereen gaat weer zitten aan zijn tafel. Er wordt rumoerig gepraat. Als ik ook weer ga zitten vertrekt mijn gezicht even van de sterke drank. Ik trek een grijns en kijk naar mijn kameraden die samen met mij aan de tafel zitten. Met zijn vijven zien we er onverslaanbaar uit, uitgerust met onze wapens. Rones is de beste met zwaarden. 22 jaar, gespierd en zwart krullend haar tot onder zijn oren. Hij heeft twee zwaarden, een grote, zware en een dunne lichte. Naast hem zit Jordain, de man van de speren. Een tengere jongen van 24 jaar. Zijn speer ligt achter hem maar buiten heeft hij er nog een stuk of 5 aan zijn paard vast zitten. Steeksperen, werpsperen, hij kan het allemaal. Aan mijn linkerzijde zit Don, 23 jaar en uitgerust met zijn pijlenkoker op zijn rug en een boog. Hij mist nooit. Nooit. Met een gespierd lichaam een een knappe kop is hij dé meiden-aantrekker. Hij vind het helemaal fantastisch en gaat overal in mee. En rechts van mij zit Trevor van 26 jaar oud, daarbij de oudste van de groep. Enorm slim en enorm sterk, wat wel nodig is met zijn grote bijl. Hij is het beest van de vijf. Ik maak de vijf compleet met mijn zakmessen, dolken en werpmessen. Ik ben licht, stil en sluw. Je ziet mij nooit aankomen. Logica is mijn beste vriend. Ik kijk naar mijn mok en neem nog een slok. De vloeistof brandt in mijn keel. Links van me krijg ik een stomp tegen mijn schouder van Don. "Nou Lis, 18 jaar. Eindelijk volwassen." Hij grijnst naar me. Hij is vast trots op zichzelf, dat hij het zolang met mij had kunnen volhouden. Ik geef hem een duw zodat hij bijna naar achter valt. "Ha ha ha, grappig ben je." mok ik terug. "Maar dit hadden jullie echt niet moeten doen, dit feest enzo." Jordain kijkt nu ook op van zijn  drankje. "Had je maar niet zo bekend moeten zijn." zegt hij lachend. Hij houdt zijn handen omhoog en doet alsof hij iets laat zien in de lucht. "Lissa Entila, het wonderkind dat al op haar 12e als eerste meisje in de Salot komt." De andere jongens lachen. Hij doet zijn handen weer naar beneden, trekt zijn schouders op en pruilt zijn lip. "Eigen schuld." Ik weet nog precies hoe het was. Ik wilde zoals mijn vader worden, die was gestorven in de strijd. Vanaf jongs af aan trainde ik dagenlang, wekenlang, jarenlang. Toen er een van de Salot doodging greep ik mijn kans. Ik onderbrak het toernooi van de jongens (waarvan de winnaar een Salot zou worden.) en liet mijn talent zien. Tot mijn verbazing kozen ze voor mij. Ik moest alleen wel mijn moeder, Sanne Entila achterlaten. Ik bloos en kijk naar beneden. Mijn hand rust zoals meestal op mijn dolk. Je weet maar nooit, gevaar komt van alle hoeken. De nacht verloopt soepeltjes, rond 4 uur gaat iedereen naar huis, vaak wankelend omdat ze te veel hebben gedronken. Een daarvan is Don. Hij wordt ondersteund door Trevor. Het ziet er grappig uit, Trevor is een stuk groter en ouder dan Don dus het lijkt alsof ze broers zijn. We stappen allemaal op onze paarden. Don wordt op zijn paard gehijsd en zijn paard wordt vastgemaakt aan die van Rones. Ik  stap op mijn paard: Midnight, en we rijden het dorp uit. Midnight is zo zwart als de nacht, vandaar de naam. Ze is groot, gespierd en heeft lange krullende zwarte manen. Ze rijdt als de beste. Geen van de paarden van mijn kameraden kunnen Midnight bijhouden. We galopperen over kilometers lange velden met geen enkele boom onder een oranje-roze lucht van de zonsopgang. We rijden door een enorme poort de hoofdstad van Cammask binnen: Essos. We rijden eerst door het arme deel van de stad. Veel mensen die al vroeg op zijn en ons zien aankomen knikken een keer met hun hoofd om respect te tonen. We rijden ook langs een groepje kinderen. Ik pak wat gouden muntjes uit een zakje aan mijn broek en gooi ze op hun af. De kinderen vangen de muntjes en bedanken me in koor. Naarmate we meer naar het enorme kasteel in het midden van de stad rijden worden de huizen mooier. We komen aan bij d kasteelmuur. De wachters voor de poort seinen naar wachters bovenop de muur waardoor die wachters weer seinen naar iemand achter de muur. De grote poort die het kasteel met de bewoonde wereld scheidt wordt langzaam opengedaan voor ons. We rijden naar binnen. Eerst gaan we langs de stallen om de paarden weg te zetten. Ik geef Midnight gelijk wat te eten en vul haar water bij. We lopen (Rones ondersteund nog steeds Don) naar een gebouw dat naast het enorme kasteel staat: het Salotgebouw. Of terwijl, ons huis. Naast het gebouw ligt een trainingsveld met verschillende obstakels, en wapens. De wapens zijn alleen heel slecht in vergelijking met onze wapens. De stof waarvan onze wapens zijn gemaakt is de enigste defensie tegen de beesten die ons land proberen in te nemen. Elk land heeft een Salot van vijf mensen die deze wapens in bezit hebben. Wij zijn de Salot van Cammask, het grootste, machtigste rijk van de vier landen. Zonder ons waren we al lang verloren.

••
Eerste echte hoofdstuk! Ik heb al gelijk wat vraagjes als dat mag. :)

-(Obvious vraag) wat vinden jullie van het boek?

-hoeveel woorden vinden jullie fijn in een hoofdstuk?

-Snap je het tot nu toe?

-Zo niet, heb je vragen?

Xx Anna

Één Met De VijandWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu