7

10 3 2
                                    

Het Borroggebergte
Zonsondergang
--
Sam heeft me verteld dat we in het Borroggebergte zijn. Het Borroggebergte ligt in Verlis, het buurland van Cammask. Ik schrok even toen hij zei dat we in Verlis waren. Ik ben in dit land opgegroeid maar ben verhuist naar Cammask voor de Salot. Ik heb mijn moeder nu al 6 jaar niet gezien, zij woont hier nog steeds. Nu staar ik naar vuur dat Sam heeft gemaakt. We hebben nog steeds niet veel gezegd. Het is al s'avonds en we zitten beide bij het vuur. Ik heb net wat brood van hem gekregen want ik had daarvoor nog niet gegeten. Ik stop de stilte door te vragen wat ik al de hele tijd wilde vragen. "Waarom heb je me daar weggehaald?" Sam gaat rechtop zitten. "Michael heeft je vast verteld waarom hij je nodig had." Ik knik. "Alles wat hij vertelde was waar, de beesten van de kometenregen begrijpen jou en jij begrijpt hun. Je hebt een connectie met ze gekregen. Jij kan ze besturen." vertelt hij. Ik schud mijn hoofd uit verwarring. "Jij ook al? Dit soort dingen bestaan niet. Waar heb je dit überhaupt vandaan?" Sam kijkt naar het vuur. "Michael had maar een ding fout, er is niet één, maar er zijn twee die de connectie hebben. En ik ben er een van." Sam dempt zijn stem alsof hij denkt dat er iemand mee luistert. Ik ben verward. "Wat?" Dat is alles wat ik er uit weer te brengen. "Drie jaar geleden kreeg ik het, op mijn 18e verjaardag. Ik leefde alleen op straat en het dorp waar ik was werd aangevallen door de beesten. Ik was doodsbang toen er een fekker op me af kwam. Maar toen hij dichtbij was deed hij niks. Ik raakte hem aan en zijn zwarte rook verdween. Ik ben op zijn rug weggereden." Ik luister vol ongeloof naar het verhaal. Een fekker is niet te stoppen, het heeft een pikzwarte vacht, drie poten en drie grote slagtanden aan zijn hoofd. Ik herinner me opeens dat het zelfde ook bij mij is gebeurt. Een trugger viel me niet aan maar keek naar me. Voordat ik hem kon aanraken werd hij gedood door Jordain. Alles begint duidelijk bij me te worden. Ik begin Sam langzaam te geloven. Er zijn alleen nog een paar dingen die ik wil weten. "Wat heb je daarna gedaan?" vraag ik. "Ik zwierf rond van stad maar stad, land naar land. Ik leefde van stelen maar ik zonderde me af van de beesten." Ik knik. "En hoe heb je me gevonden?" Je zou zeggen dat iemand gek zou moeten worden van de vragen maar Sam stelt zich helemaal open. "Ik denk dat wij ook een soort connectie hebben misschien? Sinds wij de enige twee zijn." Het is een tijdje stil. Ik kijk weer naar het vuur en zie in mijn ooghoek dat Sam naar mij kijkt. "Is er wat?" Sam kijkt snel de andere kant op. "He?" antwoord hij. "Je keek naar me." Ik zie in mijn ooghoek dat zijn wangen rood aanlopen. "Uh, je was gewoon niet wat ik had verwacht." Ik glimlach. "Dat krijg ik vaker te horen. Hoe dacht je dat ik anders was dan?" vraag ik. "Nou, meer mannelijk misschien?" Ik reageer niet. Toen ik net een Salot was kreeg ik veel kritiek. Veel mensen probeerde me pijn te doen, mentaal en fysiek. En dat alleen omdat ik een meisje ben. Ik ben door die tijd heen gekomen. Tuurlijk is er nog kritiek maar daar kan ik nu tegen. We zijn een lange tijd stil. Ik begin inmiddels last te krijgen van de kou. Het is minder koud dan bovenop de berg maar ik heb er erg last van. Mijn handen zijn zo koud dat ik ze amper kan voelen en mijn tenen voel ik helemaal niet meer. Ik probeer mijn handen warm te blazen maar het helpt niet. Sam ziet alles en trekt zijn cape af. Hij staat op en legt hem over mijn schouders. Ik kijk hem dankbaar aan en ga op de grond liggen. Mijn zij doet nog pijn als ik hem beweeg maar het gaat al beter. Vermoeid val ik in slaap.

"Lissa? Word wakker." Ik open mijn ogen. "Wat is er?" Sam kapt me af. "Shh." Hij doet zijn vinger voor zijn mond. Een paar meter van me vandaan hoor ik voetstappen. "Michael?" fluister ik. Sam knikt. Michael heeft dus zijn mannen op ons af gestuurd. Sam pakt zo zacht mogelijk wat spullen en stopt ze in zijn tas. "Kom." Ik pak zijn hand vast en laat me omhoog trekken. We sluipen naar Cesar, het paard van Sam en stappen op. Eerst stappen we stil maar we gaan dan over in galop. We schieten weg door de bomen. Achter me hoor ik wat mannen schreeuwen en rennen maar we zijn te snel. Ik sla mijn armen veilig rond Sam's middel. We zigzaggen door de bomen en springen over boomstronken. Na een tijdje gaan we rustiger rijden. We rijden een paar uur achter elkaar tot we niet verder kunnen. We staan stil aan de voet van een berg waar we niet om heen kunnen. We moeten er overheen. Ik kijk er niet naar uit. Ik heb nooit last gehad van hoogtes maar dit is wel erg hoog. We stappen af en gaan verder te voet. Op het begin gaat het nog goed maar als het steiler en steiler wordt steeds minder. De lucht wordt dikker en ademhalen wordt lastiger. Sam lijkt er ook last van te hebben. Hij heeft Cesar aan een touw vast. Cesar loopt ook steeds slomer. Ik blijf mezelf vertellen, nog een klein stukje, nog een klein stukje. Mijn zij bonkt van de pijn. Ik heb het niet door dat ik oppeens mijn voet in iets kouds zet: sneeuw. Ik ril van de kou en sla de cape van Sam nog dichter om me heen. Hij is lekker warm, binnen in de cape zit een laag van schapenvacht. Als we eenmaal boven zijn vallen we bijna neer van moeheid. Er is een groot vlak stuk op de top. Ik heb nog nooit zo iets indrukwekkends gezien. We hebben uitzicht over alle bergen. Verderop zie ik nog het kasteel van Michael, helemaal afgezonderd. Aan de andere kant zijn nog wat bergen en daar achter een enorm heuvellandschap. Ik kom even op adem en ga op de grond zitten. Sam doet het zelfde. "Gaatie?" Ik knik maar lieg. Het gaat helemaal niet goed. Elke beweging die ik maak doet pijn. Ik ga op mijn rug liggen en staar naar de lucht. Het is al donker en de sterren verlichten de nacht. Sam komt naast me zitten. Ik bibber van de kou en ga dichter bij hem liggen totdat ik op zijn benen lig. Hij slaat zijn armen om me heen en ik krijg het al een stuk warmer. Nog even doorzetten Lis, je bent bijna thuis.

Één Met De VijandWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu