6

10 2 1
                                    

In een cel
Rond 17:00
--
De jongen kijkt me verschrikt maar opgelucht aan. "He! Ik vroeg wat." zeg ik. "Eh, Sam. Ik kom je hier weg halen." zegt hij voorzichtig. "We moeten snel zijn." Ik frons mijn wenkbrauwen en inspecteer hem. Hij heeft lichtgroene ogen met een donkere kant, zijn lippen zijn een beetje op elkaar gedrukt of terwijl, hij is gespannen. Verder zit zijn haar helemaal in de war en zweet hij. Hij spreekt de waarheid. Ik haal voorzichtig het mesje weg. Als ik iets achter me hoor werp ik het mesje direct naar achteren. De mond van Sam valt open en achter me ligt een van Michaels mannen kreunend op de grond. "Laten we gaan dan." zeg ik. Sam knikt snel en stapt voorzichtig over die man op de grond ligt. Ik ren voorop en haal nog wat mannen neer terwijl we door de smalle gangetjes rennen richting het huis. We maken een luik open en klimmen op het trappetje naar boven. Deze keer komen we niet uit in de gang want we hadden een andere weg genomen. Deze keer komen we terecht in een kantoor. "Oke wat nu?" fluister ik. "Eh, door het raam?" Sam loopt naar het raam en kijkt er uit. "Serieus? Ben je gek?" Ik kijk zenuwachtig naar de deur. Sam kijkt rond in het luxe kantoor en pakt een kaarshouder en slaat die met volle kracht tegen het raam aan. Glas vliegt rond. Hij slaat gelijk ook de scherpe stukjes er van af en kijkt uit het raam. "Kom! Er zullen zo meer mensen komen!" Ik loop ook naar het raam toe en kijk uit op een enorm berglandschap. Uit het raam betekent van een enorme afgrond af. Sam steekt zijn hand naar me uit om me te helpen. Ik neem het aan en laat me naar beneden zakken op een richel. Nu steek ik mijn hand uit naar Sam om hem te helpen maar voordat hij hem kan pakken wordt de deur opengegooid en een seconde later wordt Sam naar achteren getrokken. Ik klim zo snel mogelijk naar boven en zie dat ze Sam meesleuren. Hij schreeuwt het uit en stribbelt tegen. Ze hebben mij nog niet gezien. Als hij een hand van hem af schud pak ik mijn kans. Ik gooi mijn messen in de benen van de mannen en ze laten Sam krijsend los. Ze gaan neer op de grond en Sam rent naar het raam. We helpen elkaar weer naar beneden en staan nu beide op de richel. Sam ademt zwaar en doet even zijn ogen dicht. "Thanks." brengt hij uit zijn mond. We schuiven langzaam met onze voeten langs de richel tot het laag genoeg is om er van af te springen. De temperatuur is ijzig. Ik sta te trillen op mijn benen van de kou. Sam lijkt er geen last van te hebben. Hij is er ook beter op gekleed. We springen naar beneden en belanden op een grote steen. Zonder iets te zeggen loop ik Sam achterna. Hij stopt boven een afgrond en springt naar beneden. Ik kijk hem verschrikt na. Dat ga ik echt niet doen hoor. Ik ben niet gek. Sam glijdt via de grond naar beneden tot ik hem niet meer kan zien. Als ik achter me mannen aan hoor komen rennen begin ik te twijfelen. Het moet maar dan. Laat dit alsjeblieft goed gaan. Ik spring van de rots af en laat mezelf glijden over de aarde. Ik weet niet hoelang ik glij maar het voelt als uren. Na een tijdje verlies ik mijn grip en begin ik te rollen. Alles wordt wazig en ik voel nog een stekende pijn in mijn zij maar dan valt alles weg. Ik stoot mijn hoofd aan een steen en ga knockout.

"Lissa? Lissa! Hé! Kom op..." Ik open langzaam mijn ogen en zie Sam over me leunen. Hij is druk bezig om op mijn zij te drukken en verband er om heen te doen. "Nou dat ging lekker." zeg ik op een zachte toon. Sam kijkt direct naar me en slaakt een zucht van opluchting. Ik druk mijn lippen tegen elkaar. Als ik kijk naar mijn zij zie ik dat er een rood (wat eerst wit was) verband er omheen zitten. Ik leg mijn hoofd weer op de grond en denk na. Ik ben vast langs een tak gegaan en zo mezelf heb opengesneden. Als Sam klaar is pakt hij me vast en helpt hij me omhoog. "Gaat het?" Ik kijk naar het verband. Het is best slordig maar het werkt. "Wel oké. Wat nu?" Ik trek mijn opgerolde shirt over het verband. Veel is er niet van over, hij is helemaal rood van het bloed en er zitten veel scheuren in. Sam doet twee vingers in zijn mond en blaast er op. Een hoge fluit ontstaat en Sam wacht af. Na een minuut of twee komt er een grijze hengst met zwarte vlekken op ons af lopen. Ik glimlach, het is een hele opluchting om niet te hoeven lopen. Sam helpt mij eerst op het paard en gaat dan zelf voor me zitten. Ik heb nu pas de gelegenheid om de omgeving te zien. We zijn in een enorm dal dat zich tussen de bergen bevind. Het is een groot bos hier en er is veel begroeiing. Ik sla mijn armen rond Sam's middel en laat de wind mijn haren uit de war waaien. Ik weet niet waarom Sam dit doet, wie hij is en of hij wel te vertrouwen is. Dat komt wel later. Nu voel ik me veilig.

Één Met De VijandWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu