4

9 3 4
                                    

In een cel
?? Uur
--
"Het spijt me dat hij zo met je is omgegaan." Ik open langzaam mijn ogen. "Ik had nog gezegd, doe rustig aan. Jij werkte alleen niet mee dus moest hij een dosis gif in je spuiten." Mijn hoofd bonkt en ik zie een grote waas voor mijn ogen. Gif, ik ben vergiftigd. Ik probeer op te staan en te kijken wie er tegen me praatte maar zak door mijn armen waardoor ik weer plat op de grond val. "Waar ben ik?" Ik krijg de woorden lastig uit mijn mond. Langzaam begin ik mijn omgeving te zien. Ik lig in een soort donkere cel. Voor me staat de man die tegen me praatte. Ik gebruik mijn kracht om omhoog te kijken en zijn gezicht te zien. Hij heeft een smal lichaam en dure bonte kleding aan. Zijn gezicht is rimpelig dus ik schat hem 40+. Op zijn neus staat een klein brilletje en op zijn wang zit een groot litteken die zich verspreid van zijn mond tot over zijn oog. Achter hem staat nog iemand, de gedaante bewaakt de deur en is helemaal in het zwart gekleed. Aan zijn lichaamsbouw zie ik dat het een man van ongeveer 25 jaar oud is. Zijn gezicht kan ik niet zien door de schaduwen. Een ding weet ik wel zeker, dit was de man die mij had ontvoerd. De man die voor me staat zucht. "Welkom in mijn kerkers. Je zult je vast afvragen waarom je hier bent. Laat ik maar alvast zeggen dat ik je hulp ergens bij nodig heb. Ik laat je wel even alleen." Hij draait zich om en loopt naar de deur. Voordat hij er doorheen wilt stappen stopt hij nog even. "Ik ben me alleen vergeten voor te stellen. De naam is Michael Tourins." Hij stapt weg en de deur sluit. Alles word pikzwart, op een hoekje na waar een klein tafeltje en en bijna opgebrande kaars op staat. Ik blijf een tijdje op de grond liggen om na te denken. Michael Tourins, iets komt me bekend voor van die naam. Ik probeer er op te komen maar mijn hoofdpijn laat het niet toe. Ik ga rustig rechtop zitten tegen de muur en kijk naar de plek waar ze het gif hebben ingespoten. Een zucht van opluchting verlaat mijn mond als ik zie dat het niet meer dan een verdovingsmiddel was. Dan observeer ik de ruimte waar ik ben. Het is zo'n 3 bij 3 meter en 2 meter hoog. De deur is van staal dus niet makkelijk open te maken. Tussen de stenen in de muur zit er aarde en de grond is vochtig: ik ben ondergronds. Welkom in mijn kerkers, hij houdt me hier gevangen. Maar waarom? Ineens schiet me iets te binnen. Zijn naam, Michael Tourins. Feros Tourins was ooit de koning van Cammask,  394 jaar geleden. Feros was een slechte man. Hij nam een ander land over en was verschrikkelijk voor zijn volk. Hij heeft de grootste oorlog ooit gestart en is daarna vermoord. Zou het kunnen? Niemand heeft ooit geweten dat zo'n wrede man nakomelingen kon hebben.  Als mijn hoofdpijn wat gezakt is doe ik nog een poging om op te staan. Ik steun tegen de muur en als ik een stap wil zetten voel ik iets zwaars aan mijn enkel. Ik kijk naar beneden en zie dat er een ijzeren ketting aan mijn enkel zit. Ik ga weer op de grond zitten en leg mijn hoofd in mijn handen. Ik tel de seconden in mijn hoofd om mijn tijd te voldoen. Uren gaan voorbij. Ik ben inmiddels heen en weer aan het lopen, voor hoever ik kan gaan ten minste, totdat ik voetstappen hoor. De deur gaat krakend en piepend open. Een straal licht schijnt de donkere cel binnen. Ik knijp mijn ogen samen om te zien wie het is. Het is de man in de zwarte kleding die me ontvoerd had. Ik staar hem aan. Hij loopt naar mij toe en begint de ketting aan mijn enkel los te maken met een sleuteltje. Ik observeer elke  beweging die hij maakt. Zodra hij de ketting naast me legt pak ik mijn kans. Ik rol naar rechts en sta op. De man ziet het meteen en pakt me vast in een snelle beweging. Ik probeer hem te stompen en zijn arm te breken maar hij blokt alles. Hij kan beter vechten dan ik had verwacht. Als hij me weer vast heeft spuug ik boos tegen hem aan. Ik sper mijn ogen als ik zijn hoofd zie. Het ziet er verschrikkelijk uit. Hij heeft een doek voor zijn mond en neus. Alles wat zich daar boven bevindt is een groot litteken. Het lijkt wel alsof zijn huid is gesmolten. Zijn ogen zijn een vieze paarse kleur. Voordat ik meer kan zien trekt hij me de deur uit. We lopen een trap naar boven en gaan door een paar gangen en deuren tot we uitkomen in een enorm huis. We komen uit een luik dat midden in een hal staat met twee grote trappen die naar boven gaan. Door de ramen zie ik iets wat ik niet vaak in mijn leven heb gezien. Dit huis, naja meer een kasteel, staat bovenop een top van een berg. Hoewel er op de toppen bam de bergen om ons heen sneeuw ligt, schijnt de zon in volle teugen. Als ik hier weg wil komen. Hoe wil ik dat in hemelsnaam gaan doen?! We lopen door naar een kamer met een hoog plafond, stenen grond en een grote houten tafel in het midden die is belicht met kaarsen. Michael zit aan kop en kijkt me verwachtingsvol aan. Hij wijst naar een stoel en seint me dat ik kan gaan zitten. Zonder iets te zeggen doe ik wat hij vraagt. Ik kan toch niks doen. De man in zwart houdt me in de gaten. Voor me ligt er een heel buffet op tafel. Van een heel varken tot fruit van alle soorten. Ik heb erge honger maar ik eet toch niks. Michael onderbreekt de stilte. "Eet maar wat, we hebben veel om over te praten."

Één Met De VijandWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu