Hoofdstuk 3: Rapunzel

121 7 1
                                    

'Het is bijna zover, Pacal. Straks als moeder thuiskomt ga ik het haar vragen.' Rapunzel praatte tegen haar kameleon Pascal die haar beste vriend was. 'Daar is ze!' zei Rapunzel zo opgewekt dat ze Pascal bijna liet vallen. Pascal keek boos naar zijn beste vriendin, maar zij trok zich daar niks van aan. 'Rapunzel, laat je haren vallen!' riep iemand die buiten stond. 'Ik kom al moeder!' riep Rapunzel terug. Ze haakte haar immens lange haar vast en liet het naar beneden vallen zodat ze haar moeder omhoog de toren in kon trekken. De binnenkant van de toren was alles wat Rapunzel ooit heeft gezien. Ze was nog nooit buiten geweest en dat werd ze beu. 'Moeder, ik zat na te denken over...' 'Niet nu, lieverd. Mama is moe. Zing eerst voor me, daarna praten we.' Rapunzel werd mogelijk nog gekker van zenuwen en zette alles enorm snel klaar voor het ritueel dat zij en haar moeder altijd deden als ze terugkwam van buiten. Ze duwde de gouden borstel in haar moeder hand en begon snel te zingen: 'Bloem vol glans en gloed, laat je krachten vrij, draai de klok terug, geef terug wat was aan mij.' Gothel probeerde haar dochter bij te houden, maar het ging veel te snel. Ze kon er niks mee. 'Rapunzel!' zei ze iets dringender dan anders. 'Ik zei dus moeder, ik wilde over iets heel belangrijks praten, maar u gaf me de kans nog niet en...' 'Rapunzel, hou op met mompelen. Je weet wat ik vind van mompelen. Bla blablabla bla.' 'Ik zou dus willen zeggen... over een paar dagen word ik achttien en...' Rapunzel bereidde zich voor... 'Ik wil de zwevende lichtjes zien!' De zwevende lichtjes kwamen voor zover Rapunzel weet, altijd op de avond van haar verjaardag. 'Ah, je bedoelt de sterren, liefje.' Gothel lachte. 'Nee, dat ik het nu net, moeder.' Rapunzel zwaaide haar haar naar een klein raam en trok het open. Die verlichtte een schilderij dat Rapunzel op de muur had gemaakt. 'De sterren hebben een bepaald patroon dat telkens terugkeert. Deze lichtjes zijn er alleen op mijn verjaardag. En ik heb het gevoel...' ze slikte even. 'Dat ze voor mij bedoeld zijn.' Gothel leek even uit het veld geslagen te zijn, maar ze herstelde zich en begon te lachen. 'Lieverd toch. Jij bent nog niet klaar voor de buitenwereld. Weet je wel wat je jezelf zou aandoen?' Ze zei het zo poeslief dat Rapunzel bijna niet tegen durfde te spreken. 'Maar daarom hoopte ik ook dat u me zou meenemen.' Ze trok een gordijn weg (gewoon met haar handen deze keer) en daar had ze zichzelf geschilderd, kijkend naar de lichtjes.' 'Schat toch. Ik zou wel willen, maar je bent er echt nog niet klaar voor. Je weet niet wat daar is. Enge mannen met scherpe tanden, vreemde planten die giftig kunnen zijn, boeven, ratten,...' Zo ging ze nog eventjes door. Uiteindelijk had Rapunzel er genoegvan en zei ze dat het goed was zo. Ze slofte naar haar kamer en ging huilen op haar bed.

'Ik hoop dat je niet al te boos meer bent, liefje?' vroeg Gothel toen Rapunzel de kamer weer instapte, haar ogen nog rood van het huilen. 'Nee, ik ben niet boos. Ik vind het alleen jammer.' Ze sloeg  haar armen over elkaar zodat ze een houvast had. 'Dat begrijp ik, schat. Maar je moet het ook aanvaarden dat je er nog niet klaar voor bent. Onthoud maar: moeder weet het best.'     'Ik heb nog wel een ander idee.' Het kwam zomaar in haar op. Ze wist ook niet of ze het zou kunnen, maar ze wilde het wel proberen. 'Wat dan, schat?' Gothel nam een appel uit de fruitmand en begon hem schoon te boenen. Rapunzel nam zelf een banaan en zei: 'Ik zou graag nieuwe verf hebben. Van die witte schelpen die u weet zijn.' Ze pelde de banaan en at hem op zonder haar moeder aan te kijken. 'Maar Rapunzel, dat is drie dagen reizen.' Gothel keek naar Rapunzel en stopte met boenen. 'Ik weet het, maar het leek me een beter idee dan de... sterren.' Ze kreeg het laatste woord er amper uit. Gothel zuchtte en gaf haar dochter een knuffel. 'Maak jij alvast een mandje met eten en drinken voor me? Ik haal mijn reismantel.' Rapunzel moest moeite doen om niet te juichen van vreugde en angst. Gothel verliet de kamer en Rapunzel moest grijnzen. Ze kon er niets aan doen.

'Ik ben terug over drie dagen oké?' Gothel stond beneden, buiten, naar Rapunzel te zwaaien. Rapunzel zwaaide terug. 'Ik hou van je!' riep Gothel. 'Ik meer van u!' 'Ik het meest van jou.' Het was normaal gezegd, maar Rapunzel wist zeker dát ze het zei. Dat zeiden ze altijd tegen elkaar als Gothel weg moest. Toen Gothel uit het zicht was verdwenen, haastte Rapunzel zich naar Pascal, die verstopt zat. Gothel wist niet dat hij bestond en dat hielden ze maar zo. Gothel zou het niks vinden. Een kameleon als vriend. 'We gaan Pascal. Niet langer twijfelen. Rapunzel had haar haar al vastgemaakt en stond op het punt om naar beneden te gaan. Pascal had zich aan haar vastgeknoopt met een korter stukje haar in haar nek. Rapunzel lachte en zonder na te denken liet ze zich vallen. Net voordat ze de grond raakte stopte ze even. Met haar grote teen voelde ze in het gras en daarna liet ze zich vallen. Het beste gevoel ooit. Eindelijk begon haar leven nu echt!

Wat als Flynn Rider er niet alleen vandoor was gegaan met de kroon? (voltooid)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu