Proloog

770 18 3
                                    




|| Proloog ||


De wereld slokte hem op. Met zijn prachten en glories maar ook met de duistere gevolgen die zijn acties met zich meesleepte. Hoe kon een god die al dit mooie creëerde, ook de vreselijke dingen in het leven kunnen hebben gemaakt? Het bleef hem een raadsel. Hoe meer hij nadacht, hoe verwarder en hoe meer de woorden door elkaar begonnen te lopen in zijn hoofd.

"Stop met denken. Ik kan je gedachten bijna horen." Zei de man aan de andere kant van de tafel. De man had zijn armen over elkaar geslagen en keek hem met een schattende blik in zijn ogen aan.

Hij kon het hem niet kwalijk nemen. Hij stond niet voor niets bekend als één van de gevaarlijkste criminelen van het land. Het maakte hem niet uit wat de mensen van hem dachten. Het maakte hem  niet uit de mensen dachten dat hij een gek was, een man die moordde zonder genade. Het probleem was dat hij amper tweeëntwintig jaar was. Als de mensen erachter zouden komen dat de man die iedereen vreesde, eigenlijk een tweeëntwinitig jarige was, dan kon dat nog wel eens invloed hebben op zijn reputatie. 

Hij kuchte en probeerde niet al te geïrriteerd over te komen. Hij had zin om de man zijn hoofd gewoon er af te knallen, alleen al omdat hij zo onrespectvol met hem omging. "Zullen we maar tot het punt komen dat we hebben besloten elkaars groepen met rust te laten? Wij vallen jullie niet meer aan en jullie houden je bezig met jullie eigen zaken. "

"Ik weet niet of het wel slim is om een deal te sluiten met een zeventienjarig jarig kind. De geruchten gaan dat je iedereen afslacht zonder genade. Hoe kan het dat je nog maar zo jong bent? Heeft die klootzak jou gestuurd omdat hij een te grote lafaard is om zelf op te komen dagen?"

En dat was de druppel. Met een ruk sprong hij van zijn stoel. Met zijn vuisten gebald beende hij op de man af en pakte hem bij zijn kraag. "Hoe durf je zo onrespectvol te zijn? Ik wil die deal sluiten voor de bestwil van jou mensen! Jij weet net zo goed als ik dat als onze mensen gaan vechten, mijn groep met gemak wint." Hij spuugde de woorden in zijn gezicht. "Ik ben geen partij voor jou."

De onrustigheid steeg in de vergaderzaal terwijl zijn mannen om hun heen begonnen te cirkelen.

"Zeg tegen je mensen dat ze zich moeten terug moeten trekken. Je bent geen gevreesde mafia baas. Je bent nog maar een kind." 

Hij voelde de woede door hem heen stromen. Toch trok hij zijn lippen in een schrille grijns en keek hem uitdagend aan. "Doe vooral je best, Micheal."

De man gromde. "Hier ga je spijt van krijgen jij-"

Met een kap had hij de man tegen het tafeldek geduwd. Een, helaas, ondoordachte actie. Hij zou met dit gebaar zo een oorlog kunnen ondertekenen. Het ging al een tijdje niet goed met zijn bedrijf sinds een paar van zijn mannen waren opgepakt wegens drugsgebruik. Een oorlog kon hij echt niet gebruiken.

Toch keek hij hoe er een stroompje bloed langs het voorhoofd van de man, langs de tafel op de grond tikte. Hoe graag hij er ook een einde aan wou maken, hij mocht het niet. Als hij Michael, de leider van de dienst, zijn vijand, zou vermoorden... Hij wou er niet aan denken wat hij dan allemaal zou kunnen riskeren. Nee, dit was veel veiliger. Hoe verleidelijk het idee van een dode Michael ook klonk.

Maar hij wist ook dat Michael het er niet bij zou laten.

The mafia bossWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu