18

21 1 0
                                    

"I got my bell I'm gonna take you to hell.." Mijn kwast gleid langzaam over het witte doek terwijl het rode strepen achter laat. Mijn playlist staat aan en mijn gedachten uit terwijl ik zacht mee zing. Mijn kaak doet zeer door de plotseling grote hoektanden, en er zweeft een onbekend gevoel door mijn aderen. Volgens Elizabeth was het dorst, en is het volkomen normaal aangezien ik een nieuweling ben. Het zal best, maar dat verbeterd het feit dat ik er ontzettend uitgeput en gefrustreerd door raak niet.

Ik droom langzaam weg zodra het vijf uur is en de zon zacht in de kamer schijnt. Al ben ik een vampier, al ben ik als het ware een nacht dier, het moment dat de avond valt blijft voor mij het mooiste moment van de dag. Zacht begin ik te glimlachen. Het is raar om niet te hoeven slapen, niet echt moe kan worden, maar toch uitgeput kan zijn. Toch ben ik uitgeput, en het irriteert me mateloos. Ze hebben pas een beeldschoon dier gedronken (ze kwamen uitgeput en vies terug terwijl ze vijf flessen vol met bloed voor me bij hadden) waar we allemaal een energieboost van hebben gekregen, maar toch laat het de leegte in mijn aderen niet doen verdwijnen. "She's got a smile it seems to me, reminds me of childhood memories..Where everything was as fresh as the bright blue sky.."
In mijn neusgaten dringt een bepaalde geur binnen. Het ruikt naar mannenparfum, naar iets wat niemand ooit zal begrijpen, en naar dood. "Wat moet je, Elias?" Zijn warme lach vult mijn oren en langzaam draai ik me om. "We ruiken hond, en de kleine puppy beweert dat hij er voor jou is." Ik trek mijn wenkbrauw op. "Praat niet zo over Oli of Anouk.."
"Het is een man" onderbreekt hij me. "Heb je toevallig een oom waar je niks meer van hoort?" Ik schud mijn hoofd. "Oh."
Verward, en duf, sta ik op en raap ik de gevallen kwast van de grond. "Mooie waterval, doet me denken aan de jacht." Hij begint hard te lachen. Ik draai me om naar mijn werk. Ik herken de enorme waterval als de waterval van mijn vakantie met mijn ouders in Frankrijk, voordat mijn moeder een ongeluk kreeg en mijn vader ons verliet. Het was werkelijk prachtig en de eerste keer dat ik naar het buitenland op vakantie ging, dat was dan ook alleen omdat mijn vader eindelijk een betere baan had gevonden, ik kan me nog herinneren hoe spannend ik het vond om zo lang in een auto te zitten dat mijn kont zeer zou gaan doen.
Alleen zijn het nu geen groene bomen en mooie rotsen die de waterval omringen, maar mensen en dieren. En het is ook geen water dat stroomt, maar bloed.
Ik schrik heel even door het realistische schilderij. Ik heb nog nooit zo mooi geschilderd. Het is dan ook niet het feit dat ik het niet mooi vind, of dat ik mensen en dieren bloedend heb geschilderd. Het is het feit dat het mijn familie is die ik heb geschilderd. Iedereen staat erop, behalve mijn moeder en tante Clarissa. Een steek schiet door mijn lichaam als ik zelfs mijn jongere neefje zie. "Kom je?" Vraagt Elias. Zacht knik ik en wend ik me af van het schilderij.
Samen lopen we de trap af. "Je kan trouwens echt geweldig zingen, bijna net zo geweldig als mij, bijna." Mijn wangen worden rood. Ik weet heel goed dat ik niet kan zingen. "Ik zou me opgeven voor Idols als ik jou was, als je echt zo goed ben als je beweert win je vast wel, ijdeltuit." Hij lacht zacht. Op de helft van de trap dringt er een vaag bekende geur mijn neusgaten binnen en begin ik iets langzamer te lopen.
"Rachel? Rachel, oh mijn god." Abrupt blijf ik staan bij het horen van de stem en draait mijn maag om. Ik zie enkel zijn benen, maar dat en het horen van zijn stem is genoeg om hem te herkennen. "Rustig maar, het is de honden geur die je ruikt, je wendt er wel aan." Op de achtergrond hoor ik Elias lachen om zijn eigen grapje. Ik hoor de peuters buiten lachen, ik hoor de honden van de buren blaffen, ik hoor Marcus zijn stem verheffen, en ik hoor het ademen van een wolf. Een zeer bekende wolf. "Ga weg" fluister ik. "Rachel? Lieverd, geef me op zijn minst de tijd om het uit te leggen." Hij lijkt te schrikken als Elias plots naast hem staat, "niets geeft jouw het recht om haar lieverd te noemen. Buiten dat heeft ze je net verteld om weg te gaan, dus doei." Langzaam loop ik verder, langzaam verschijnt het gezicht van de man die ik al zoveel jaar haat. In mijn herinneringen was zijn hoofd dik, en zijn kin vol stoppels. Zijn haar was dof en van de kleine ronde bril die hij altijd ophad was het linkerglas gebarsten. Nu is hij duidelijk afgevallen, gespierd zelfs. Zijn grijs wordende haar is gemillimeterd en van de ronde bril is het glas gemaakt. Mijn ogen beginnen te tranen en mijn benen worden wankel. Het besef dat de man die mij de eerste jaren van mijn leven heeft opgevoed een weerwolf is maakt me misselijk, maar hem voor de deur hebben staan waar ik verblijf maakt me ziek. "Kikkertje.." Ik ruik de wanhoop om hem heen, ik ruik de paniek en de woede. "Wat is dat voor koosnaampje?" Elias probeert zijn lach in te houden.
"Je gaat nu weg, als je dat niet doet overtreedt je de regels." De blik van Marcus is woedend, geïrriteerd. Het liefst zou ik nu een grote rotsblok op de wolf laten vallen, maar ik kan mijn concentratie niet vinden. Buiten dat zal ik door mijn onervarenheid waarschijnlijk een klavertje vier op hem laten vallen in plaats van een grote rotsblok. "Laat het me dan alsjeblieft uitleggen!" Elias richt zicht tot Marcus. Zonder iets te zeggen pakt Marcus de wolf in zijn nekvel en trekt hij hem naar binnen. "Wat doe je?" Vraagt Elias hem, "Marcus? Wat doe je? Dit is tegen de regels Marcus."
"Hij heeft het zelf voorgesteld."
"Je weet dat dat geen verschil maakt."
"Hij wilt praten Elias, laat deze wolf zijn dochter maar vertellen wat er aan de hand is."

~*~

"Ik wil niet naar die man toe" huil ik. Elizabeth staat naast me, en probeert me wanhopig te troosten. "Het is een wolf, schat, een wolf." Een luide snik verlaat mijn mond, "dat interesseert me geen donder!" Ze pakt wat papieren zakdoekjes en probeert ze onhandig aan me te geven. "Ik moet naar mijn moeder" zeg ik terwijl ik opkijk, "ik moet naar mijn moeder om te vertellen dat hij terug is en ik moet kijken of ik iets voor haar kan doen!" Ze houdt haar hand voor haar hoofd, "Rachel, lieverd, dat kan niet. En Clarissa is bij haar, we hebben gezegd dat je een tijdje bij Anouk logeert, weet je nog?" Ik knik terwijl ik mijn neus ophaal. Ze zucht en veegt zacht een paar haren weg die aan mijn wangen waren geplakt. "Als hij iets doet wat je niet wilt vallen we hem aan, oké?" Ik lach zacht, waarna ik knik.
Samen lopen we naar de woonkamer, hand in hand. Het is raar om zo close te zijn met iemand die je hooguit een paar weken ken. Het is raar om zo close te zijn met iemand die geen Anouk is. Of beter gezegd, Catori.
Ik denk dat het komt omdat ik me begrepen voel. Het gevoel te hebben dat je een leeftijdsgenoot hebt tussen alle eeuwenoude vampiers, al is ze zelf ook al ruim vijfennegentig jaar.

Als we de woonkamer binnenlopen zie ik mijn vader gespannen op de bank zitten en ruik ik angst, argwaan en verdriet om hem heen. Zijn hoofd schiet mijn kant op als hij me ruikt en zijn blik verzacht iets. Mijn ogen ontmoeten die van Elias. Elizabeth laat mijn hand los en laat me naar de bank lopen. Voorzichtig ga ik naast Elias zitten. "Gaat het?" Vraagt hij zacht. Ik knik, ookal weet hij dat ik lieg. Ik wil niet dat mijn vader denkt dat ik nog iets om hem geef, "het gaat prima." Voorzichtig pakt hij mijn hand en geeft hij er een kneepje in als Johan zijn mond open doet om zijn verhaal te beginnen, "kikkertje.."
"Ik kan je echt niet serieus nemen als je dat blijft zeggen" onderbreekt Elias hem. Johan zucht even, zichzelf bewust van het feit dat hij in een kamer vol vampiers zit. "Rachel, ik ben niet bij jullie weggegaan omdat ik niet meer van je moeder hield. Want geloof me, ik ben dood vanbinnen. Het voelt alsof er een demon me vanbinnen leegwreet."

Am I Crazy? Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu