1

54 3 0
                                    

Vermoeid loop ik terug naar de keuken en trek ik mijn witte schort weer recht. Een zwarte blouse, een zwarte jeans, en een witte schort. Dat is wat je aan moet als je in het Italiaanse restaurant gaat werken bij mij in de stad, en het zit vreselijk. Vooral de schort.
"Één pizza Hawaï! Twee pizza Salami! En een pizza Shoarma!" Hoor ik de harde stem van Ruben boven het geroezemoes uitkomen. Een kleine dunne jongen, met bruine krullen tot net boven zijn groene ogen, half Italiaans, en een van mijn beste vrienden. Dankzij hem ben ik hier ook terecht gekomen. Het is een familiebedrijfje. Soort van. Zijn vader heeft het overgenomen van een oude Belgische man, en nu is het de bedoeling dat Ruben het ooit over gaat nemen van zijn ouders. Al vinden ze het ook niet erg als hij dat niet doet, dan verkopen ze het gewoon weer door aan iemand anders. Waarom de ouder Belgische man een Italiaans accent had, heb ik nooit begrepen.
Snel loop ik met de borden op mijn armen naar tafel vier.
"Een pizza Hawaï?" Vraag ik. De hand van een oude vrouw met grijze haren tot haar schouders gaat omhoog, glimlachend neemt ze haar bord aan.
"Twee pizza Salami?" Tegelijkertijd gaan de handen van twee kinderen omhoog, een jongen met bruin stekeltjes haar, en een meisje met blonde vlechtjes.
"Meisjes gaan eerst!" Zegt ze terwijl ze haar tong uitsteekt. Glimlachend zet ik het bord voor haar neer, waarna ik de de andere pizza voor de jongen zet.
"En een pizza shoarma" zeg ik terwijl ik het bord voor de opa zet.
"Smakelijk eten." Snel loop ik terug. Wat een kunst is, aangezien er overal en nergens stoelen en tafels staan. Mijn heupen zijn dan ook bond en blauw. Ietwat buiten adem kom ik aan in de keuken.
"Je bent klaar" glimlacht Ruben. Ik schut mijn hoofd. Ik probeer elke dag tot zo laat mogelijk te blijven, hoe meer uren ik maak, hoe meer geld ik krijg. En dat heb ik hard nodig.
"Rachel, je werkt al de hele week tot we sluiten, en dan maak je ook nog de keuken schoon." Waarschuwend kijkt hij me aan, voor mij genoeg om te weten dat ik niet tegen hem in moet gaan. "Één dag per week, okay?" Gaat hij verder. Verslagen laat ik mijn schouders zakken.
"Ruben ik heb het nodig" smeek ik. Ik heb het nodig.
"Nee Rachel, dit is niet goed voor je, je houd dit niet vol."
"Dat is niet waar." Hij trekt zijn wenkbrauw op. Natuurlijk is dat wel waar. Ik zucht gefrustreerd, "ik haat het als je gelijk heb."
"Ga naar huis en slaap wat."
"Het is half negen."
"Je hebt het nodig."
"Je bent zo cliché bezig" mompel ik. Lachend geeft hij mijn jas aan.

Stilletjes loop ik over de straten, verlicht door de lantaarnpalen. Zodra ik bij het huis kom, dat achter dat van mijn moeder en mij staat, versnel ik mijn pas.
"Pardon?" Hoor ik een mannenstem achter me. Met een ruk draai ik me om. Een lange man met krullend zwart haar (wat overduidelijk is geverfd), met een bleke huid, en rode lippen, kijkt me glimlachend aan. De rimpels op zijn voorhoofd worden zichtbaar, ik schat hem zo'n 55.
"Sorry ik wilde je niet laten schrikken" lacht hij. Geforceerd glimlach ik naar hem. Nou schiet op, wat moet je van me?
"Wij zijn nieuw in deze buurt, in dat huis daar" zegt hij wijzend naar het huis achter dat van mij. Oh nee toch zeker, ik krijg een stelletje griezels in het huis achter de mijne.
"Okay" zeg ik. Ongemakkelijk schraapt hij zijn keel.
"Goed, we geloven dat de elektriciteit is uitgevallen, weet je het nummer van een goeie technicus? We komen uit een ander land dus, uh, ja." Slechte smoes oudje, je spreekt vloeiend onze taal.
"Nee, weet ik niet."
"Weet je misschien hoe je kan komen op het Sint Maarten college? Mijn zoon-"
"Nope."
"Okay dan."
"Ik moet gaan, ik mag van mijn moeder niet met vreemde mensen praten, zelfs niet als het donker is, het zou zomaar een verkrachter kunnen zijn." Overdreven lach ik, waarna ik hem, misschien net iets te hard, op zijn schouder sla.
Ik zucht diep, "doei."

~*~

Half zes. Na een tijdje gaat opnieuw mijn matzwarte wekker, vijf over half zes. Weer druk ik hem uit. Waarna hij opnieuw afgaat, tien over half zes. Welke dag is het eigenlijk? Maandag. Een zucht verlaat mijn mond. Mijn bed is zo warm. Ik kan een glimlach niet onderdrukken. Toch heb ik het gevoel dat ik iets ben vergeten. Voorzichtig open ik mijn ogen. School.
Snel spring ik uit mijn bed, en trek ik de kleding aan die ik de dag ervoor heb klaargelegd. Waarom moest ik nou perse een netpanty klaarleggen?
Snek trek ik het, hoge zwarte broekje erover aan. En een zwart met rood gestreept hemdje. Mijn haar besluit ik los te laten.
Snel loop ik naar de badkamer en poets ik mijn tanden, waarna ik zwarte lipstick opdoe. Snel spuit ik nog wat deo op.
"Mam! Ik moet opschieten." Haastig loop ik naar haar toe en pak ik haar arm.
"Dat is niet mijn probleem" mompelt ze.
"Eigenlijk is het dat wel, want zonder mij kan je straks nergens heen." Gelijk heb ik spijt van wat ik heb gezegd als ik haar gezicht zie, "sorry."
Ik help haar in haar rolstoel en ren snel naar beneden. Ik doe mijn zwarte Dr. Martins aan en doe nog een flesje water en een appel in mijn tas, mijn boeken had ik er gister al in gedaan.
"Ik ga naar school!" Roep ik naar boven. Geen antwoord.
Teleurgesteld loop ik met mijn fiets naar de poort, als ik hem open doe valt hij bijna uit mijn hand. Wat dus elke ochtend gebeurt.
"Godverdomme." Met één hand probeer ik de poort dicht te doen, terwijl ik met mijn andere mijn fiets vasthoud.
En dit, dit is pas ochtendgymnastiek.

Een grinnik haalt me uit mijn concentratie.
Geschrokken kijk ik op, en kijk ik in twee helder blauwe ogen. Een lange jongen, met zwart haar tot net over zijn ogen, en een bleke huid staat voor me. Zijn lippen zijn zo rood. Waarom moet het leven toch zo oneerlijk zijn? Die van mij zijn bijna wit.
"Wat sta je nou te lachen, eikel" grom ik.
"Nou zeg, doe eens niet zo agressief." Opnieuw probeer ik de poort dicht te krijgen, zonder succes.
"Laat me je helpen" lacht hij. Alleen zijn goede ochtendhumeur maakt me al chagrijnig, en dan heeft hij ook nog eens die super rode lippen.
"Ik heb geen hulp nodig van een creep." Zei ik dat hardop?
Met grote ogen kijk ik hem aan.
"Luister, dat jij mijn vader verdenkt voor verkrachtingen wilt niet zeggen dat ik ook kleine meisjes verkracht."
"Ik ben geen klein meisje" mompel ik. Hij maakt mijn ochtendhumeur alleen maar erger.
"Dat ben je wel."
"Niet."
"Wel."
"Niet."
"Wel-"
"Stop!" Roep ik gefrustreerd. Jezus, wilt hij me in het gekkenhuis krijgen of zo?
Grijnzend kijkt hij me aan. Wat nou weer?
"Ik win."
"Oh mijn.. Laat maar zitten."

"Weet je waar het Sint Maarten college is?" Vraagt hij. Wacht, waar komt die fiets vandaan?
"Nee."
"Je liegt" zegt hij verontwaardigd. Wat? Hoe weet hij dat?
"Volg mij maar" zucht ik. Niet te geloven dat ik iemand met een verkrachter als vader naar school fiets.
"Ruben en Anouk fietsen ook mee" mompel ik. Hij knikt als teken dat hij het gehoord heeft.
"In welke klas zit je?" Vraagt hij.
"6b"
"Welk niveau doe je?"
"Vwo"
"Cool, we zitten bij elkaar in de klas."
"Ja, leuk!" Roep ik. Not. Hij schiet in de lach.
"Wat nou weer?"
"Niks."

Ik bekijk hem nog eens. Een strakke zwarte jeans, een doodnormaal wit shirt erop, maar zijn huid, er is iets met zijn huid, en ik kan niet plaatsen wat.
"Ik ben sexy he?" Verschrikt kijk ik op.
"Mocht je willen." Fuck. Awkward.
"Rachel!" De stem van Anouk laat me omdraaien.
"Doe alsjeblieft normaal, wacht. Het is eigenlijk beter als je helemaal niks zegt."
"Wie is dát?" Vraagt Olivier. En kleine jongen, iets groter als Ruben, met blond haar, en zo homo als het maar zijn kan. Op dit moment heeft hij zwarte oogpotlood rond zijn groene ogen. Ik kan niet zeggen dat het enorm meisjesachtig is, maar het is ook niet iets dat andere jongens enorm mannelijk vinden. Zijn nagels zijn overigens ook zwart gelakt.
"Niks bijzonders" antwoord ik. Beledigt kijkt de lange jongen waar ik naast sta, me aan. Ik weet zijn naam nog niet eens. Hij maakt een beweging met zijn hoofd, waardoor zijn ogen zichtbaar worden, al zag je ze al tussen de zwarte haren heen, "Elias." Elias. Die naam heb ik eerder gehoord.
Zodra het zijn lippen verlaat schiet het hoofd van Anouk omhoog. Oh ja, de ex van Anouk heet zo.
Anouk. Ook wel bekent als een lang meisje met lange bruine benen, mooie rondingen, en bruin haar tot net over haar schouders. Kort samengevat, het droom meisje van iedere jongen.
"Catori?" Fluistert Elias. Beide gezichten vertrekken. Je gaat me nou toch niet vertellen dat hij de ex van Anouk is he?
"Ze heet gewoon Anouk hoor" lacht Oli, Olivier. Hij krijgt een blik van Ruben.
De lip van Anouk gaat omhoog, een trekje dat ze heeft als ze iemand absoluut niet mag, of boos is.
En zo te zien mag ze Elias niet.
"Ik moet gaan" mompelt Elias. Voordat ik kan antwoorden is hij al weg. Ik loop hem nog achterna. Maar hij is weg, echt weg. Poef weg.
Alsof hij is weggetoverd door Magnus Bane, of Gandalf.
"Moet je nou altijd iemand wegjagen?" Zucht Oli. Opnieuw krijgt hij een blik van Ruben.
"Ik heb niet eens zijn nummer kunnen vragen" hij gooit dramatisch zijn armen in de lucht.
"Hij is hetero" mompelt Anouk met een zware stem.

Am I Crazy? Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu